De Rechtbank Zeeland – West Brabant heeft in een recente uitspraak[1] geoordeeld dat verrekening van een niet bij beschikking vastgesteld verlies uit aanmerkelijk belang (‘AB-verlies’) mogelijk is. Een verliesvaststellingsbeschikking is volgens de Rechtbank namelijk geen constitutief vereiste voor verrekening van niet-ondernemingsverliezen in de inkomstenbelasting.
Hoe zat het ook al weer?
Elke box is in beginsel gesloten en heeft zijn eigen verliesverrekening. Verliesverrekening over de boxen heen is dan ook niet mogelijk met een enkele uitzondering namelijk de persoonsgebonden aftrek (waar we hier niet verder op ingaan) en het AB-verlies, waarop we dadelijk ingaan.
Verliezen in box II (het aanmerkelijk belang ‘AB’) zijn thans te verrekenen met AB-verliezen van het voorafgaande jaar en met de negen toekomstige jaren. De termijnen waarbinnen de verliezen zijn te compenseren met positieve inkomens uit andere jaren hebben de laatste jaren nog al wat wijzigingen gekend, waar we hier niet verder op ingaan, maar slechts in de herinnering roepen.
Een verlies uit AB (bijvoorbeeld door verkoop) kan verrekend worden met positieve andere inkomsten uit AB (bijvoorbeeld dividend) in hetzelfde jaar of in het voorafgaande jaar of de negen komende jaren. Zijn nu de AB – aandelen verkocht en heeft de belastingplichtige geen andere aanmerkelijk belangen meer, dan zou de verliesverrekening verloren gaan. In de situatie dat belastingplichtige na verkoop van zijn of haar AB-aandelen niet anderszins nog een AB houdt, dan kan hij of zij het AB-verlies op zijn of haar verzoek laten omzetten in een belastingkorting die dan verrekend kan worden in box I met het box I inkomen. De belastingkorting bedraagt 25% van het nog niet verrekende verlies. Voor verrekening van de belastingkorting is vereist dat de belastingplichtige en zijn partner in het kalenderjaar en het daaraan voorafgaande kalenderjaar geen AB hebben, ook niet in een of meer andere vennootschappen.
Indien AB – aandelen worden verkocht, dan wel de B.V. wordt geliquideerd, en de overdrachtsprijs of de liquidatieopbrengst is lager dan de verkrijgingsprijs van de betreffende AB – aandelen, dan resteert er een zogenaamd AB-verlies. Dit verlies wordt dan door de belastinginspecteur bij voor bezwaar vatbare beschikking vastgesteld. De belastinginspecteur kan dit AB-verlies eerst bij beschikking vaststellen indien de AB – houder dit verlies ook in de betreffende aangifte heeft vermeld. In de praktijk blijkt het nogal eens vergeten te worden dit in de aangifte aan te geven, zoals ook mevrouw X uit onderhavige casus dit niet gedaan heeft. Alsdan wordt er ook geen verliesvaststellingsbeschikking vastgesteld. De inspecteur stelde nu: geen verliesvaststellingsbeschikking, geen verliesverrekening. De Rechtbank denkt daar echter anders over.
De casus
De bekende belastingplichtige mevrouw X verkoopt in 2003 haar AB – aandelen in A B.V. Zij lijdt hierbij een AB-verlies van ruim € 16.000. Dit AB-verlies is niet bij beschikking vastgesteld, omdat mevrouw X het verlies niet in haar IB-aangifte 2003 heeft aangegeven. In 2011 keert B B.V. een dividend uit aan Y, de liefhebbende echtgenoot van mevrouw X. De heer Y heeft een AB in B B.V. Het dividend wordt aan mevrouw X toegerekend, die het verrekent met het AB-verlies uit 2003. De inspecteur weigert het verlies te verrekenen, omdat het verlies niet bij beschikking is vastgesteld.
Het oordeel
Rechtbank Zeeland – West-Brabant oordeelt nu dat een verliesvaststellingsbeschikking niet nodig is om niet-IB-ondernemingsverliezen te kunnen verrekenen met positieve inkomens van latere jaren. De rechtbank verwijst hierbij naar de tekst van de wet en de wetsgeschiedenis van de regeling en overweegt dat noch deze tekst noch de wetsgeschiedenis aangeven dat de verliesvaststellingsbeschikking een absoluut vereiste is. De Rechtbank is dan ook van oordeel dat mevrouw X het AB-verlies uit 2003 kan verrekenen met het in 2011 ontvangen dividend.
Het gevolg
De Rechtbank oordeelt dat een verliesvaststellingsbeschikking geen constitutief vereiste is. Als een belastingplichtige in de voorgaande negen jaar te maken heeft gehad met een verlies uit aanmerkelijk belang dat nog niet in de belastingaangifte is verwerkt en waarvoor mitsdien geen verliesvaststellingsbeschikking voor kon worden afgegeven, dan houdt dat naar het oordeel van de Rechtbank niet in dat zo’n verlies verloren is gegaan voor de verliesverrekening. Wel is het zaak dat de belastingplichtige nog voldoende documentatie voorhanden heeft om het verlies uit aanmerkelijk belang te kunnen berekenen en aannemelijk te maken. Hiertoe is het nodig dat alle benodigde documentatie voorhanden is om de verkrijgingsprijs en overdrachtsprijs van de AB-aandelen vast te stellen.
1] ECLI:NL:RBZWB:2014:8648, Uitspraak, Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 18‑12‑2014
Drs. A.T. Valkenburg, PKF Wallast Amsterdam
Geef een reactie