Een ondernemer gaat in beroep tegen te veel betaalde kosten, maar krijgt nul op het rekest. Volgens het hof had de rechtbank de klacht niet-ontvankelijk moeten verklaren, omdat er geen voor bezwaar vatbare beschikking is.
Navorderingsaanslag IB/PVV
In 2005 krijgt de ondernemer een navorderingsaanslag IB/PVV over 2002 opgelegd voor ruim € 25.000. Tegelijkertijd krijgt hij een vergrijpboete van zo’n € 12.500 en wordt bij beschikking zo’n € 2.000 in rekening gebracht.
De belastingdienst verleent in 2010 uitstel van betaling met de vermelding dat de ondernemen na afloop van de laatste betalingstermijn wel rente is verschuldigd. In 2012 vermindert de inspecteur de navorderingsaanslag en wordt de boete geschrapt. De ondernemer betaalt in 2012 € 25.000 en vervolgens nog een aantal kleinere bedragen. De ondernemer is uiteindelijk echter van mening dat hij teveel heeft betaald. In mei 2013 eist hij per brief terugvordering van zo’n € 6.500 (excl. invorderingsrente). Volgens de inspecteur zijn alle bedragen echter correct verrekend en is er geen reden om iets terug te betalen. De ondernemer gaat daarop in hoger beroep.
Beoordeling
Volgens het Hof Arnhem-Leeuwarden is er echter geen voor bezwaar vatbare beschikking en had de het bezwaar van de ondernemer niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. Het hof is van oordeel dat de acceptgiro niet voldoet aan de vormvoorschriften die aan een beschikking moeten worden gesteld, omdat het rentebedrag niet afzonderlijk werd vermeld en een rechtsmiddelverwijzing ontbreekt. Aangezien de belastingdienst ook niet op een andere manier het bedrag van de verschuldigde invorderingsrente kenbaar had gemaakt, had de ondernemer geen grond voor bezwaar. Het beroep is dan ook ongegrond.
Geef een reactie