Daar zal de kippenboer vast niet blij mee zijn geweest: een forse belastingaanslag bij het afstoten van de kippentak van zijn onderneming. Hij probeert de schade nog te beperken door een beroep te doen op de herinvesteringsreserve (HIR, te vinden in 3.54 IB) en de doorschuifregeling bij staking (voor de liefhebbers 3.64 IB), maar vindt de rechtbank niet aan zijn zijde. Om te voorkomen dat dit uw klant overkomt, is extra aandacht op dit gebied aan te raden.
Waar gaat het over?
De onderneming van deze boer bestaat uit een kippenboerderij en een akkerbouwtak. De schuur waarin de kippenmest gedroogd wordt, wordt ook gebruikt om er paarden van de boer, zijn kinderen en derden te laten rijden. In 2012 gaan de kippen de deur uit. De boer houdt er een leuke cent aan over. Door de winst in een HIR onder te brengen, voorkomt hij een directe afrekening met de fiscus. Een deel van de HIR wordt aangewend voor een nieuwe rijstal, de rest blijft op de balans staan.
Vervangingsvoornemen
De inspecteur kan zich niet in deze gang van zaken vinden. Voor een HIR is immers nodig dat men een vervangingsvoornemen heeft binnen dezelfde onderneming. De boer wil echter niet herinvesteren in de akkerbouwtak, maar in de paardentak. Volgens de inspecteur is er echter helemaal geen paardentak in de onderneming. De paardentak is eerder een uit de hand gelopen hobby: de opbrengst wordt niet of niet afzonderlijk opgegeven, de boekhouding is er niet op ingericht et cetera. De rechtbank moet de knoop doorhakken: hoort de paardentak wel bij de onderneming of niet? Alleen in het eerste geval komt de HIR niet in gevaar.
Hoe beoordeelt de rechter zoiets?
De uitspraak biedt een aardig kijkje in de keuken. Om te beoordelen of er sprake is van een en dezelfde onderneming kijkt men naar de overeenkomsten in:
- de aard van het vervaardigde product of dienst
- de afnemers
- de wijze van organisatie
- de relatieve omvang van de activiteiten en hun onderlinge verhouding (dit kan bijvoorbeeld blijken uit de opzet van de administratie en jaarrekening)
Omdat de hobbymatige paardentak volgens de rechter in dit geval niet hoort bij de bedrijfsmatige kippen- en akkerbouwtak, kan de boer niet aannemelijk maken dat hij het voornemen had om in dezelfde onderneming te investeren. De boer is echter niet voor een gat te vangen en heeft een reserve-argument paraat: met behulp van de doorschuifregeling van art. 3.64 IB mag je namelijk stille reserves uit de verkoop van je onderneming ook doorschuiven naar een nieuw op te starten bedrijf zoals een paardenbedrijf. Helaas voor de boer leest de rechter wat anders in het artikel dan hij. Volgens de rechtbank mag je deze doorschuifregeling (in tegenstelling tot andere doorschuifregelingen) alleen toepassen wanneer je de hele onderneming staakt. In dit geval is echter niet de hele onderneming gestaakt, maar ‘slechts’ de kippentak. De akkerbouwtak van de onderneming bestaat namelijk nog steeds. De rechtbank beslist uiteindelijk in het voordeel van de inspecteur.
Omdat het om hele grote bedragen gaat, zou de kippenboer er mogelijk voor kunnen kiezen om hoger beroep in te stellen.
Heleen Elbert
Geef een reactie