Een CFO ontvangt een flink bedrag op certificaten die hij in het verleden heeft aangekocht. Om precies te zijn is hij toentertijd als lid van het management van X uitgenodigd om deel te nemen om te investeren in X door middel van een winstdelende lening aan Y BV.
Zijn indirecte deelname aan Y vond plaats onder de voorwaarde dat hij inschreef op en betaalde voor certificaten uitgegeven door een Stichting Administratiekantoor (STAK) die daarmee in staat werd gesteld de winstdelende lening te verstrekken aan Y BV. Verkoop van de STAK certificaten levert hem in 2011 bijna 1,4 miljoen euro op. Maar hoe verwerk je zoiets in je belastingaangifte?
Advies bij vier belastingadviseurs
Een advies is geen advies, aldus de CFO. Hij wint dan ook bij vier verschillende belastingadviseurs advies in. Men komt met de nodige mitsen en maren tot de conclusie dat het mogelijk belast is als opbrengst uit lucratief belang (oftewel resultaat uit overige werkzaamheden), maar zoals gebruikelijk, is het niet 100% zeker. De CFO besluit de opbrengst aan te geven in box 1. Na het indienen van zijn aangifte bedenkt hij zich, en stuurt een herziene aangifte naar de Belastingdienst. Hij ziet geen mogelijkheid om vragen te stellen in de aangifte, en hoopt dat men contact met hem opneemt. Er volgt inderdaad een vragenbrief, maar deze gaat over een ander box 1 onderwerp. De aanslag wordt opgelegd.
Navorderingsaanslag
Enige tijd later gaat er toch een belletje rinkelen bij de Belastingdienst. De inspecteur besluit de 1,4 miljoen alsnog te belasten door middel van een navorderingsaanslag. Mag dit wel? De rechter oordeelt dat er geen nieuw feit is: men had op z’n minst vragen moeten stellen over de wijziging van de aangifte of er zou in ieder geval wat opgevallen moeten zijn bij de behandeling van de vragenbrief. De inspecteur geeft zich echter niet zo snel gewonnen en stelt dat de CFO te kwader trouw is: hij had als financieel deskundige toch moeten weten dat er belasting betaald had moeten worden, en had bij twijfel om vooroverleg met de Belastingdienst kunnen vragen.
‘Nieuw feit’ verspeeld
Op dit punt is de rechter het met de inspecteur eens. Van een CFO die uitgebreid kennis heeft kunnen nemen van de voorwaarden van de lening en de certificaten mag verwacht worden dat hij had kunnen weten hoe de fiscale vork in de steel zat. Door de inkomsten niet aan te geven en de zaak min of meer op z’n fiscale beloop te laten, heeft hij de bescherming van het ‘nieuwe feit’ verspeeld.
Heleen Elbert
Geef een reactie