De afzetprijzen van de Nederlandse industrie zijn in april met ruim 9% gestegen ten opzichte van april 2016, blijkt uit CBS-cijfers. In maart waren de prijzen 10% hoger dan een jaar eerder. De aardolie-industrie boekte met een plus van 32% de grootste prijsstijging. Aardolie niet meegerekend bedroeg de prijsstijging in de industrie in april een kleine 7%.
De afzetprijzen van aardolie hangen sterk samen met de kosten van een vat ruwe aardolie. Die bedroegen in april € 50: een prijsstijging van 31%. Chemische producten waren in april 16% duurder dan 12 maanden ervoor; ook daar speelt de hogere olieprijs een belangrijke rol. Door een grotere vraag naar basismetalen en relatief lage voorraden is de afzetprijs in de basismetaalindustrie bijna 15% gestegen.
Voeding duurder, machines goedkoper
Voedingsmiddelen (+8%), metaalproducten (+4%), auto’s en rubber- en kunststofproducten (beide +2%) zijn eveneens duurder geworden. “Dat hangt onder meer samen met de prijsontwikkeling van agrarische grondstoffen en metalen. De prijzen in de machine-industrie waren daarentegen lager dan een jaar eerder.”
Vergeleken met maart zijn de afzetprijzen vrijwel gelijk gebleven. Op de binnenlandse markt zijn de prijzen 0,5% lager, maar op de buitenlandse markt is juist sprake van een stijging met 0,5%.
In de industrie zijn de afzetprijzen sinds oktober vorig jaar aan het stijgen, na een lange periode van daling sinds medio 2014.
Vertrouwen gedaald
Inmiddels weet het CBS te melden dat het producentenvertrouwen is gedaald van 8,3 in april naar 6,1 in mei. “Ondernemers in de industrie zijn vooral minder positief over hun verwachte bedrijvigheid en hun orderpositie.” Een waarde boven nul betekent dat positief gestemde ondernemers de overhand hebben. Het gemiddelde producentenvertrouwen lag de afgelopen twintig jaar op 0,6.
Geef een reactie