De in 2015 ingevoerde Wet werk en zekerheid (Wwz) heeft geen invloed op het besluit van werkgevers al dan niet te ontslaan. Dat blijkt uit onderzoek van SEO naar de kosten van ontslag met wederzijds goedvinden.
SEO heeft alleen ontslag met wederzijds goedvinden uit vaste contracten onderzocht. Het onderzoek is uitgevoerd onder 3.853 vestigingen van werkgevers in Nederland met ten minste vijf werknemers in dienst. Werkgevers die onder het ambtenarenrecht vallen zijn vanwege hun bijzondere positie in het arbeidsrecht buiten het onderzoek gelaten.
Van de onderzochte bedrijfsvestigingen hebben er 1.270 één of meerdere ontslaggevallen gehad in 2015 en/of 2016. Van deze vestigingen zijn er 1.092 waarbij één of meerdere werknemers met wederzijds goedvinden zijn ontslagen. In totaal zijn op basis van 1.144 ontslaggevallen met wederzijds goedvinden de ontslagkosten bepaald.
Werkgevers zijn 2% meer kwijt voor ontslag
In 2015 en 2016 ging het in 70% van de ontslagsituaties om ontslag met wederzijds goedvinden. Vergeleken met de periode 2011-2012 is het aandeel van deze ontslagroute met 9% vergroot, maar het totaal totaal aantal ontslagen is afgenomen. Volgens SEO zijn werkgevers 2% meer kwijt voor ontslag met wederzijds goedvinden: de hoogte van de ontslagvergoedingen is met 20% afgenomen, maar tijdbestedingskosten, juridische kosten en de
kosten van improductiviteit van de ontslagen werknemers zijn toegenomen. De meeste werkgevers geven aan dat zij werknemers met vaste contracten niet eerder of later ontslaan door de nieuwe ontslagregels in de Wwz.
Er zijn naar schatting 225.000 ontslagzaken geweest in de periode 2015-2016. Het aandeel ontslagen via de kantonrechter en via UWV is afgenomen, al is de vergelijking niet zuiver omdat in de cijfers over 2011 en 2012 de overheidssectoren zijn opgenomen (toen 6% van het totaal aantal ontslagen, waarvan een derde via ontslagroute ‘eenzijdige beëindiging’).
De gemiddelde ontslagkosten bij ontslag met wederzijds goedvinden bedroegen in 2015-2016 bijna € 24.000. De helft daarvan bestond uit eenmalige vergoedingen aan de ontslagen werknemer en bijna een derde uit improductiviteitskosten.
De rest van de kosten maakt de werkgever vooral in de vorm van eigen tijdsbesteding en eventuele juridische bijstand.
Beëindigingsvergoeding gedaald
In termen van maandsalarissen zijn de totale overdrachten aan werknemers met gemiddeld 6% gestegen van 6,4 maandsalarissen in 2011-2012 naar 6,8 maandsalarissen in 20215-2016. “Die stijging komt voort uit een daling van de vergoedingen aan werknemers en een stijging van de duur dat een werknemer wordt doorbetaald zonder arbeid te
hoeven verrichten, de zogenaamde improductiviteitskosten.”
In maandsalarissen zijn de beëindigingsvergoedingen aan werknemers met gemiddeld 14% gedaald: van 5,0 maandsalarissen in 2011-2012 naar 4,3 maandsalarissen in 2015-2016. “Belangrijk hierbij is dat in deze periode de transitievergoeding is geïntroduceerd en de rol heeft overgenomen van de kantonrechtersformule als norm voor een eenmalig bedrag bij ontslag. Omdat de gemiddelde transitievergoeding lager is dan de gemiddelde vergoeding op basis van de kantonrechtersformule, kan worden verwacht dat de gemiddelde beëindigingsvergoeding aan werknemers zou zijn
gedaald.” In 2015 en 2016 werd in 79% van de ontslaggevallen met wederzijds goedvinden een beëindigingsvergoeding uitgekeerd. In de jaren 2011-2012 was dat nog 71%. “De wettelijke transitievergoeding is het belangrijkste uitgangspunt voor de hoogte van deze vergoeding (in 46% van de gevallen), maar het bedrag wordt ook regelmatig bepaald op basis van een onderlinge afspraak of individueel maatwerk (in 35% van de gevallen). Daarbij kan de wettelijke transitievergoeding nog wel als referentie worden gebruikt. Van de werkgevers die uitgaan van de
transitievergoeding, zeggen de meesten een bedrag uit te keren dat gelijk is aan de wettelijke transitievergoeding.”
Uitgedrukt in bruto maandsalarissen ontvangen ontslagen werknemers na wederzijds goedvinden een eenmalig bedrag bij ontslag van 0,46 maandsalaris per gewerkt dienstjaar. Daarnaast ontvangen ontslagen werknemers vaak nog andere vergoedingen, zoals een tegemoetkoming in de kosten van outplacement, cursussen of loonsuppletie. Door deze extra componenten stijgen de totale vergoedingen naar gemiddeld 0,57 maandsalarissen per dienstjaar.
Procedurele kosten omhoog
Werkgevers zijn 33% meer kwijt aan totale procedurele kosten van ontslag: in 2016 zo’n € 4.770. De tijdsbestedingskosten namen met 45% toe en de juridische kosten met 18%. “Ten aanzien van de tijdsbestedingskosten kan de stijging volledig worden verklaard doordat er in 2015-2016 meer hogere functies betrokken waren bij ontslagprocedures, die per ontslaggeval meer tijd besteedden en tegen hogere loonkosten dan in 2011-2012. Voor de juridische kosten kan niet goed worden nagegaan of de stijging is te wijten aan de inzet van meer of andersoortige juridische bijstand, of aan een hogere prijs van deze juridische bijstand.”
De sector landbouw en industrie kent gemiddeld de hoogste absolute ontslagkosten bij ontslag met wederzijds goedvinden, de sector vervoer en communicatie de laagste.
Geef een reactie