Staatssecretaris Martijn van Dam van Economische Zakenom heeft het rekenmodel grondgebondenheid behorende bij de AMvB Verantwoorde groei melkveehouderij naar de Tweede Kamer gestuurd. In de toelichting bij het rekenmodel zijn enkele voorbeeldberekeningen opgenomen.
De AMvB en het rekenmodel zijn alleen relevant voor, en van toepassing op, bedrijven met melkvee, dat wil zeggen bedrijven met:
- melk- en kalfkoeien (diercategorie 100),
- jongvee jonger dan 1 jaar voor de melkveehouderij, en vrouwelijke opfokkalveren voor de vleesveehouderij tot 1 jaar (diercategorie 101) en
- jongvee van 1 jaar en ouder (alle runderen van 1 jaar en ouder inclusief overig vleesvee, maar met uitzondering van roodvleesstieren en fokstieren) (diercategorie 102).
De berekening heeft altijd betrekking op volledige kalenderjaren en zal na inwerkingtreding van de AMvB voor elk kalenderjaar moeten worden gemaakt. De melkveehouder zal aan het begin van het kalenderjaar een berekening moeten maken van de verwachte fosfaatproductie van melkvee, de fosfaatruimte op het bedrijf, het verwachte melkveefosfaatoverschot (MFO) en de maximale omvang die het MFO mag aannemen.
Rekenmodel
In het rekenmodel wordt de berekening om de maximaal toegestane omvang van het MFO te bepalen wordt uitgelegd, aan de hand van 2 stappen om eerst het MFO te berekenen en vervolgens de maximale omvang die het MFO op grond van de AMvB mag aannemen. Ook wordt ingegaan op de gevolgen van de uitkomst van de berekening voor veehouders. Daarnaast wordt kort ingegaan op controle en handhaving en het geldende sanctieregime. Ook wordt ingegaan op enkele aspecten van de samenhang met het stelsel van verplichte mestverwerking (art. 33a MW) en het stelsel van verantwoorde groei melkveehouderij (art.21 MW). Tot slot zijn in de bijlage enkele voorbeeldberekeningen opgenomen.
Geef een reactie