De overdracht van de melkveefosfaatreferentie wordt niet verruimd en blijft dus beperkt tot bloed- en aanverwanten in eerste, tweede of derde graad.
Dat schrijft van staatssecretaris Martijn van Dam (EZ) in antwoord op Kamervragen gesteld door het Tweede Kamerlid Geurts (CDA).
De melkveefosfaatreferentie is geïntroduceerd om relatief intensieve bedrijven te beschermen tegen de noodzaak om met ingang van 1 januari 2015 een reeds bestaand fosfaatoverschot volledig te verwerken. Zonder melkveefosfaatreferentie hadden bedrijven dit wel moeten doen.
Voor het kabinet was een van de overwegingen voor het beperken van de overdraagbaarheid tot bloed- en aanverwanten in eerste, tweede of derde graad, dat het in de loop van de tijd afnemen van het totaal aan melkveefosfaatreferenties bijdraagt aan het vergroten van de grondgebondenheid van de melkveehouderij en een meer verantwoorde afzet van mest. Volgens de staatssecretaris zou verruimen van de mogelijkheid om de melkveefosfaatreferentie over te dragen naar derden hier haaks op staan.
Staatssteun
Ook zou het overdraagbaar maken van de melkveefosfaatreferentie betekenen dat relatief intensieve bedrijven zouden worden beloond met (waardevolle) verhandelbare rechten. Dit zou volgens van Dam ook in staatssteun hebben geresulteerd, waarvan onduidelijk is of deze geoorloofd zou zijn.
De staatssecretaris schrijft verder dat er ook bij de introductie van de fosfaatrechten voor zal worden gezorgd dat er geen sprake is van staatssteun of dat het zal gaan om geoorloofde steun.
Geef een reactie