Wonen in Nederland wordt steeds duurder. De gemiddelde woonlasten voor Nederlanders stegen in 2016 tot 37% van het huishoudensinkomen. Dat is 3% meer dan bewoners bereid zijn te betalen. Dit blijkt uit het onderzoek ‘Duitsland, Frankrijk, Nederland. Woningmarkten in vergelijking 2016’ van Europese gebiedsontwikkelaar BPD.
Duitsland duurste om te wonen, Nederland goedkoopst
In Nederland, Polen en Duitsland hebben de consumenten weer volop zin in nieuwe woningen, in Frankrijk is de stemming iets gematigder. De kosten van wonen zijn in alle landen een probleem. Zowel de grondprijzen als de bouwkosten nemen overal toe, alsmede strengere overheidsregels op het gebied van o.a. energiezuinigheid en veiligheid. Daarbij heeft de krapte op de woningmarkt een extra prijsopdrijvend effect.
Diversiteit in de stad loopt gevaar
‘De stijgende woonlasten zijn een zorgpunt’, aldus Desirée Uitzetter, directeur Nieuwe Markten bij BPD. ‘Met name in de grote steden dreigt wonen voor de lagere inkomens onbetaalbaar te worden. Ook voor middeninkomens dreigen koopwoningen in centrumstedelijke locaties onbetaalbaar te worden. Dat komt de diversiteit uiteraard niet ten goede. Het is een taak van de overheid én marktpartijen om wonen voor iedereen toegankelijk te houden.’
Nederlander blijft fan van rijtjeshuis
Ook al heeft hij de kleinste beurs, opvallend genoeg wil de Nederlander wel het grootst wonen: de gemiddelde gewenste woonoppervlakte is 110 m². Fransen nemen genoegen met slechts 74 m², Duitsers met 89 m². De Duitser blijft de voorkeur geven aan een huurwoning, en dan bij voorkeur een appartement, en vindt nieuwbouw niet zo belangrijk. Fransen, Nederlanders en Polen willen liever kopen. Hun voorkeur gaat uit naar een eengezinshuis boven een appartement, waarbij in Nederland het rijtjeshuis nog steeds zeer gewild is. Wel neemt de populariteit van appartementen in alle drie de landen toe. In Nederland lijkt ook het wonen in hoogbouw (>8 etages) steeds meer mensen aan te trekken.
Bevolkingsstructuur wijk van groter belang
Het consumentenonderzoek duidt ook een aantal andere nieuwe ontwikkelingen. Zo is bij de locatie- en woonkeuze de aanwezigheid van voldoende parkeerplaatsen minder belangrijk geworden. Door de groei van het aandeel een- en tweepersoonshuishoudens daalde het belang van de ligging van scholen als locatiefactor. Woningzoekenden hechten wel meer belang aan de bevolkingsstructuur van de wijk. De maatschappelijke discussie over de sociale menging van woonwijken heeft hier een steentje aan bijgedragen. Ook wordt het criterium “dichterbij het stadscentrum wonen” steeds belangrijker.
Geef een reactie