Is de wet DBA nog te redden? Volgens de commissie die de laatste maanden de wet evalueerde, is reparatie nog haalbaar via beperkte aanpassingen in de uitvoeringsregelingen van 1907.
Nadat staatssecretaris Wiebes van Financiën twee weken geleden de Wet DBA opschortte tot 2018 moest de onrust minder worden. Maar is dat ook gebeurd? Veel grote opdrachtgevers zijn nog even huiverig om zelfstandigen in te huren. Aangezien nog onduidelijk is hoe het nu verdergaat, wordt er onderhuids ook over uitstel van executie gesproken. Hoogleraar Gerrard Boot, leider van de commissie, meldt in FD echter dat de wet onrust heeft veroorzaakt, maar niet zomaar mag worden afgeschreven.
Suggesties commissie criteria toetsing
De commissie vindt het niet nodig om het systeem van de modelovereenkomsten los te laten. Wel vindt de commissie dat er een nadere invulling van het systeem moet komen. ‘Het moet helderder worden wanneer en op basis van welke criteria overeenkomsten vooraf zullen worden goedgekeurd en achteraf zullen worden getoetst. De wet dient immers een evenwicht te bieden tussen de behoefte aan zekerheid, het kunnen bestrijden van schijnzelfstandigheid en daarmee oneerlijke concurrentie, en de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van de regeling,’zo valt in het rapport te lezen. Hoe precies de verhouding komt te liggen tussen de beoordeling vooraf en de toets achteraf en de daarbij gepaard gaande (on)zekerheid, is een beleidskeuze, waar de commissie niet in treedt. Ze doen in het rapport wel suggesties van criteria die bij de toetsing vooraf en achteraf toegepast zouden kunnen worden. Deze criteria moeten nog verder uitgewerkt worden, maar de commissie stelt de volgende voor:
- Wanneer maar heel kort (gemiddeld minder dan 5 uren per week, maar nooit meer dan 12 uur in een enkele week) wordt gewerkt, dan moet het mogelijk zijn bindend overeen te komen dat geen loonheffingen hoeven worden ingehouden en betaald.
- Er komt een korte lijst van indicatoren die richting wél-dienstbetrekking en die richting niet-dienstbetrekking wijzen. Zo wijst een beloning duidelijk hoger dan een marktconform tarief (dan wel hoger dan een in euro’s vastgesteld tarief) op een onafhankelijke marktpositie, wat grond vormt om de door partijen gemaakte keuze (wij willen wel/geen dienstbetrekking) te respecteren. Zo’n hogere beloning vormt dus een indicatie van geen-dienstbetrekking. Andersom wijst ook een beloning lager dan het marktconform tarief op de aanwezigheid van een dienstbetrekking. De lange duur van een contract (langer dan een nog nader vast te stellen aantal maanden, bijvoorbeeld zes maanden) vormt een indicatie van wel-dienstbetrekking. Een organisatorische inbedding en het verrichten van werkzaamheden die horen tot de core business van een bedrijf vormt ook een indicatie van een dienstbetrekking.
- Als de indicatoren wijzen richting geen-dienstbetrekking dan kan gebruik worden gemaakt van de (model-)overeenkomsten. In geval van fraude of indien evident is dat niet conform het (model-)contract wordt gewerkt enlof de bovengenoemde indicatoren wijzen op een dienstbetrekking, is naheffing met terugwerkende kracht mogelijk. Als de Belastingdienst achteraf oordeelt dat, op grond van andere omstandigheden, toch sprake is van een dienstbetrekking, dan leidt dit niet tot naheffing (met terugwerkende kracht), maar (slechts en hooguit) tot een wijziging voor de toekomst. Ook kunnen partijen hun gedrag aanpassen, zodat die bijzondere contra-indicerende omstandigheden worden vermeden.
Rondetafelgesprek
De wet DBA wordt al vanaf het allereerste begin door velen met argusogen bekeken. In de Tweede Kamer ging woensdag de discussie verder tijdens een rondetafelgesprek tussen vakbonden, werkgeversorganisaties en zzp-organisaties. In het overleg hoopt men duidelijk te krijgen hoe de wet uitvoerbaar kan worden gemaakt en hoe deze duidelijkheid kan bieden voor ZZP’ers, opdrachtgevers en de Belastingdienst. Vooralsnog bleek woensdag dat werkgevers- en werknemersverenigingen behoorlijk uit elkaar zijn gegroeid in de discussie.
Een betere vraag zou zijn: Is de wet DBA de moeite van een reddingspoging waard?
Het doel van de wet lijkt te zijn om fictieve dienstbetrekkingen te bestrijden, maar waarom waren die ook alweer het bestrijden waard? De strijd tegen ZZP’ers en vermeende schijnzelfstandigheid duurt al meer dan 20 jaar. In die tijd is er veel veranderd in de wereld maar de strijd tegen de ZZP’er lijkt voornamelijk gevoerd te worden vanuit een tunnelvisie. Iets dat “fictief” is of slechts in “schijn” zo is lijkt namelijk al een reden te zijn om iets te bestrijden. Misschien is het goed om terug te gaan naar de tekentafel en dan eerste de kern van het probleem opnieuw te definiëren en om van daaruit met een frisse blik een poging te doen om tot een eenvoudige oplossing te komen. Dat lukt niet met reparaties, die leiden alleen maar tot meer complexiteit en dus tot nog lastiger uitvoeringsproblemen.
Wat mij nu overkomt:
Ik heb een leuke klus, langdurig, voor een zeer goed tarief.
De opdrachtgever mag mij wel inhuren als ik in dienst ben bij een willekeurige organisatie waarvan ik de winst niet krijg.
Maar ik mag niet in dienst zijn bij een organisatie waarvan ik de winst WEL krijg. (Lees mijn eigen BV)
Dit heeft niets te maken met het voorkomen van uitbuiting, maar alles met het onmogelijk maken van zelfstandig ondernemerschap. Het is bizar dat je als ondernemer niet langdurig voor een klant zou mogen werken. Terwijl elke medewerker van om het even welk groot bureau die zelfde klus wel mag doen. Tegen de zelfde tarieven en voorwaarden. Met als enige verschil dat hun baas de winst op strijkt?
Wat bereikt deze onvoorstelbaar domme wet dan?
Politici…… ze maken meer kapot dan je lief is.