U bent als accountant bezig om een heleboel verschillende zaken te regelen voor uw klanten. Bij al deze activiteiten spelen in meer of mindere mate pensioenaspecten een rol. In dit artikel behandel ik twee kwesties op pensioengebied die van belang kunnen zijn in uw dagelijkse praktijk.
Als accountant adviseert u bijvoorbeeld bij het opzetten van de ondernemingsstructuur. Er wordt van u een oordeel verwacht over een bedrijfsovername; wellicht dat u daarbij ook de overdrachtsprijs berekent of een verklaring afgeeft over het eigen vermogen. U verzorgt de salarisadministratie voor uw klant en u geeft daarbij gegevens door aan het pensioenfonds of de pensioenverzekeraar. Bij al deze activiteiten spelen in meer of mindere mate pensioenaspecten een rol. Het is dan zaak dat u deze aspecten onderkent en de daaraan klevende risico’s in kaart brengt.
Terugwerkende kracht
Iedere accountant heeft wel zo’n klant. De pensioenregeling binnen de onderneming is een beschikbare premieregeling, ondergebracht bij een verzekeringsmaatschappij. Maar eigenlijk zou deze klant verplicht moeten deelnemen aan de pensioenregeling van een pensioenfonds. Of de ondernemer is net gestart en zou zich moeten aansluiten bij een pensioenfonds, maar dat uit kostenoogpunt (nog) niet doet. ‘Daar kijken we wel een keer naar’ of ‘dat komt later wel eens’ of ‘daar heeft de tussenpersoon toch naar gekeken?’ zijn dan veelgehoorde antwoorden. Maar welke risico’s kleven er aan dit gedragspatroon?
De kans bestaat dat het pensioenfonds een dergelijke onderneming op het spoor komt en deze vervolgens met terugwerkende kracht aansluit. Een pensioenfonds doet bijvoorbeeld onderzoek bij de Kamer van Koophandel (SBI-codes) of gebruikt informatie van de Belastingdienst (sectorindeling). Daarnaast vormen tips van branchegenoten, collega ondernemers en werknemers een niet te onderschatten bron van informatie voor het pensioenfonds.
Het grootste risico voor de ondernemer is gelegen in de terugwerkende kracht die het pensioenfonds geeft aan de aansluiting. Vaak zijn de activiteiten van de onderneming jaren geleden gestart. Het pensioenfonds zal proberen voor wat betreft de inning van de premies zover mogelijk terug in de tijd te gaan. Het belang van het pensioenfonds is dan ook niet gering. Het pensioenfonds moet namelijk aan een werknemer die aantoonbaar bij een onderneming heeft gewerkt waarop een verplicht gesteld pensioenfonds van toepassing is, pensioenuitkeringen doen ook al zijn er voor deze werknemer nooit premies betaald.
Het pensioenfonds kan in principe vijf jaar terug om achterstallige premies te innen. In artikel 3:308 BW is vastgelegd dat de rechtsvordering tot het betalen van een premie vervalt vijf jaar na de dag volgend op die waarop de premie opeisbaar is geworden. Over het moment waarop de premie opeisbaar wordt, heeft de rechter geoordeeld dat daarbij moet worden gekeken naar wat daarover is bepaald in het pensioen- of uitvoeringsreglement van het betreffende pensioenfonds. Het liep daardoor slecht af voor de betreffende glazenwasser in deze zaak. De rechter oordeelde dat de premie pas opeisbaar werd op het moment waarop de premienota door het pensioenfonds was verstuurd. Het fonds was de glazenwasser in 2014 op het spoor gekomen en legde in 2014 de premienota voor 2004 op. Deze vordering was volgens de rechter nog niet verjaard.
Deze uitspraak geeft het pensioenfonds bijzonder ruime mogelijkheden om achteraf alsnog premies te innen. Dat maakt dat wegkijken door de ondernemer en zijn adviseurs bij deze situaties geen optie meer is. Een latente claim van een pensioenfonds kan bovendien een rol spelen bij het bepalen van de overdrachtswaarde van de onderneming.
Waardeoverdracht
Een werknemer die van baan wisselt, heeft het wettelijke recht om de waarde van de bij zijn oude werkgever opgebouwde pensioenaanspraken over te laten hevelen naar de pensioenuitvoerder van zijn nieuwe werkgever. Dit zogenaamde ‘wettelijke recht op waardeoverdracht’ kent een aantal voorwaarden.
Termijnen
Tot 1 januari 2015 golden er voor de werknemer termijnen waarbinnen hij moest verzoeken om waardeoverdracht. Voor baanwisselingen die na die datum plaatsvinden, zijn deze termijnen vervallen. De werknemer die op dit moment van zijn recht op waardeoverdracht gebruik wil maken moet bij de pensioenuitvoerder van zijn nieuwe werkgever een zogenaamd ‘verzoek tot opgave van pensioenaanspraken’ indienen. Aan dit verzoek is geen termijn verbonden; de wet geeft alleen aan dat dit verzoek pas kan worden gedaan na het moment waarop de werknemer pensioenaanspraken in de pensioenregeling van zijn nieuwe werkgever verwerft. Behoudens een maximale wachttijd van 2 maanden begint dat verwerven eigenlijk al vanaf het moment waarop de werknemer in dienst komt.
Bijbetalingsplicht
Een werkgever kan medewerking aan de waardeoverdracht weigeren. Dat is het geval als hij meer dan € 15.000 moet bijbetalen en het bij te betalen bedrag is meer dan 10% van de overdrachtswaarde. De waardeoverdracht gaat dan niet door.
Wanneer speelt dit
In de praktijk zien we dat werknemers gebruikmaken van hun recht op waardeoverdracht als zij deelnemen in een middelloonregeling. Een waardeoverdracht is veelal niet zo aantrekkelijk als de pensioenregeling is gebaseerd op een beschikbare premie.
Waardeoverdracht speelt vanaf het moment dat een werknemer in dienst komt bij zijn werkgever. Daarnaast spelen er ook bij de overdracht van de onderneming vragen op het gebied van waardeoverdracht. De overnemende partij zal immers niet graag worden geconfronteerd met de (onverwachte) gevolgen van waardeoverdracht. Hier is ook een rol weggelegd voor de accountant. Hij/zij is betrokken bij het due diligence onderzoek of de accountant wordt gevraagd om een garantieverklaring omtrent het eigen vermogen af te geven. In die situaties dien je als accountant scherp in beeld te hebben of er een risico van latente waardeoverdrachten in de onderneming aanwezig is en zo ja, wat dan het financiële belang is van deze mogelijke waardeoverdrachten. Dit laatste is lastig vast te stellen.
Conclusie
Het vervallen van de termijn waarbinnen de werknemer moet verzoeken om waardeoverdracht, betekent dat het voor werkgevers moeilijk wordt om de risico’s van waardeoverdracht in te schatten. De grens van € 15.000 is dan slechts een klein doekje voor het bloeden.
Tot slot
De genoemde voorbeelden zijn allemaal situaties die zich in uw praktijk kunnen voordoen. In alle voorbeelden fungeert de accountant als de spin in het web. Hij/zij heeft het totaaloverzicht van de financiële en/of juridische situatie van zijn klanten. Die positie verplicht tot een actieve signaleringsrol; doe niet zoals de struisvogel, maar pak uw rol en schakel waar nodig externe expertise in.
Mr. Edwald de Voogd van der Straten is pensioenjurist bij Fiscount
Meer weten? Volg de cursus “Pensioen in zicht: hoe maak je een inkomensplanning?”
Geef een reactie