Minister Koolmees van Sociale Zaken gaat in op het lage-inkomensvoordeel (LIV), minimumjeugdloonvoordeel (Jeugd-LIV) en het loonkostenvoordeel (LKV). De Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl) bestaat uit drie instrumenten: LIV, Jeugd-LIV en LKV.
Het LIV is in 2017 ingevoerd en in 2018 voor de eerste keer uitbetaald. De regeling is dus nog nieuw. Er zijn daarom nog geen harde cijfers beschikbaar over de werkgelegenheidseffecten.
Het CPB verwacht van het LIV, naast het behoud van banen, een positief werkgelegenheidseffect van circa 7.000 extra voltijdsbanen. Onderzoeksbureau SEO is bezig met een effectevaluatie naar het LIV.
Er is geen einddatum voor toekenning van het LIV voor volwassenen. Zolang aan de voorwaarden wordt voldaan, heeft de werkgever recht op LIV.
Het jeugd-LIV en LKV betreffen nieuwe regelingen die recent per 2018 zijn ingevoerd en pas in augustus van 2019 voor het eerst zijn uitbetaald. Harde cijfers over werkgelegenheidseffecten zijn daarom nog niet voorhanden.
Naar verwachting stijgen de uitgaven aan het LKV doordat werkgevers nog bekend moeten raken met de nieuwe systematiek van de loonkostenvoordelen.
De begrote uitgaven aan het LIV, LKV’s en het Jeugd-LIV bedragen in 2020 samen € 0,8 miljard. De begrote uitgaven aan het LIV bedragen € 505,3 miljoen.
Er is in 2019 (over 2018) circa € 625 miljoen uitbetaald, waarvan ongeveer € 500 miljoen aan LIV en bijna € 125 miljoen aan jeugd-LIV. Voor LIV en jeugd-LIV samen ging het om ruim 130.000 bedrijven.
De grootte van een bedrijf is geen criterium voor toekenning van het LIV. Dat is de reden dat er geen uitsplitsing naar bedrijfsgrootte beschikbaar is. In dit licht is het niet mogelijk het aandeel MKB-bedrijven dat LIV ontvangt cijfermatig te onderbouwen.
In de Wtl is vastgelegd dat voor 2022 een verslag komt over de doeltreffendheid en de effecten van het LKV. Ook is vastgelegd dat binnen vier jaar na de inwerkingtreding van het LIV de regeling wordt geëvalueerd op doeltreffendheid en de effecten in de praktijk.
Pensioenakkoord
In het Pensioenakkoord is ervoor gekozen het Jeugd-LIV per 2020 (budgettair effect in 2021) te halveren en vervolgens per 2024 (budgettair effect 2025) af te schaffen als dekking voor de temporisering van de verhoging van de AOW-leeftijd.
Eerdere afschaffing was vanwege uitvoeringstechnische redenen bij UWV en Belastingdienst niet mogelijk. In het pensioenakkoord is daarnaast afgesproken dat werkgevers in overleg met het kabinet gaan onderzoeken of voor het geheel aan instrumenten in de Wtl tot een effectievere invulling gekomen kan worden. Dit kan gevolgen hebben voor de vormgeving van zowel het LIV als van de LKV’s.
Jeugd-LIV
Het Jeugd-LIV bestaat sinds 2018. Het Jeugd-LIV wordt na afloop van het kalenderjaar aan werkgevers uitbetaald. In 2019 is het Jeugd-LIV over 2018 aan werkgevers betaald, waardoor de realisatie in 2018 gelijk is aan nul.
Met ingang van 2020 (budgettair effect in 2021) wordt het Jeugd-LIV gehalveerd als dekking voor de temporisering van de verhoging van de AOW-leeftijd. Daarnaast dalen de uitgaven vanaf 2021 door de verlaging van de leeftijd die recht geeft op het reguliere minimumloon per 1 juli 2019. Door deze verlaging hebben sommige jongeren vanaf 2020 (budgettair effect in 2021) geen recht meer op het Jeugd-LIV. Een deel van deze groep stroomt door naar het LIV.
LKV Banenafspraak
Het LKV Banenafspraak is, net als het LKV voor ouderen, herplaatsten en mensen met een arbeidsbeperking, in 2019 (over 2018) voor het eerst uitbetaald. Bij de publicatie van het jaarverslag van UWV begin 2020 zal de uitsplitsing over de verschillende loonkostenvoordelen bekend zijn. In totaal is ruim € 160 miljoen aan loonkostenvoordelen uitbetaald.
Minimumuurloon
Het invoeren van een minimumuurloon op basis van een 36-urige werkweek betekent dat de lonen gaan stijgen van werknemers die op minimumloonniveau werken met een werkweek van meer dan 36 uur.
Er zijn budgettaire effecten op het Lage-inkomensvoordeel (LIV) en de loonkostensubsidie (LKS). De tegemoetkomingen van het LIV zijn gebaseerd op een 40-urige werkweek. Als de bandbreedtes van het LIV niet aangepast worden, leidt dit structureel tot extra LIV-uitgaven van € 250 miljoen per jaar. Het invoeren van een minimumuurloon op basis van een 36-urige werkweek leidt ook tot extra LKS-uitgaven van structureel € 77 miljoen per jaar.
Beantwoording Kamervragen over begroting 2020 SZW
Geef een reactie