De Tweede Kamer deelt de zorgen van onder andere werkgeversorganisaties over de gevolgen van invoering van het UBO-register voor de privacy van degenen die in dat register worden opgenomen. De vrees bestaat dat criminelen gebruik zouden kunnen maken van de in het UBO-register opgenomen persoonsgegevens. Een groot deel van de Kamer wil daarom na invoering een snelle evaluatie van de gevolgen op het gebied van privacy. Minister Hoekstra van Financiën is daar ook voor, maar vindt evaluatie na een jaar te snel om zinnige conclusies te kunnen trekken. Dat bleek dinsdagavond tijdens het Kamerdebat over onder andere de Implementatiewet registratie uiteindelijk belanghebbenden van vennootschappen en andere juridische entiteiten en de Implementatiewet wijziging vierde anti-witwasrichtlijn.
Afweging tussen privacy en veiligheid
‘Wetgeving over dit thema is ook een afweging tussen privacy en veiligheid. De vraag is hoeveel privacy we moeten inleveren om witwassen tegen te gaan’ verwoordde SGP’er Stoffer een breed gedeelde zorg in de Kamer. ‘Een van de drie wetsvoorstellen die nu voorliggen gaat wat betreft privacy voor de SGP nogal ver. Dan heb ik het over de Implementatiewet registratie uiteindelijk belanghebbenden, ook wel het UBO-register genoemd. Dat UBO-register heeft grote gevolgen voor vennootschappen, voor grote bedrijven maar ook voor familiebedrijven. Van duizenden familiebedrijven worden alle relevante gegevens openbaar en de zorgen onder deze bedrijven en het mkb zijn groot. Ze noemen het ook wel een soort telefoonboek voor criminelen.’
Hoekstra: niet te snel evalueren
Minister Hoekstra meldde bereid te zijn om de gevolgen te monitoren, maar niet te snel. ‘Ik heb een positieve grondhouding ten aanzien van veel van de moties waarin om een evaluatie wordt gevraagd, maar ik vind één jaar zo bedrieglijk kort dat ik vrees dat we dan te weinig geleerd hebben. Ik zou dus met de Kamer willen afspreken dat we echt een wat langere termijn nemen en dat ik bij haar nog terugkom op de vraag welke onderdelen je na een periode van twee of drie jaar kan evalueren en wat zich dan meer leent voor drie jaar en voor wat twee jaar. Mijn ervaring is dat minder dan drie jaar in de regel echt te weinig is om vervolgens een zinvolle discussie te hebben. Ik zou dus echt wat tijd willen kopen. Ik snap het grote belang, maar ik denk dat we dan een discussie gaan voeren op basis van te weinig informatie.’
De Kamer stemt op 10 december over de wetsvoorstellen en de tijdens het debat ingediende moties.
Geef een reactie