Voor abonnementen die vooraf worden betaald, moet direct na ontvangst de BTW worden afgedragen, zo oordeelt het gerechtshof in Arnhem in een rechtszaak waarbij een sportschool bezwaar maakte tegen een naheffing.
Een sportschool krijgt bezoek van de fiscus. Die constateert in de boeken een fors aantal onregelmatigheden op het gebied van omzetbelasting. Die variëren van ten onrechte afgetrokken voorbelasting tot ten onrechte niet afgedragen BTW. De sportschool maakt bezwaar tegen de opgelegde naheffing en vergrijpboete en de zaak komt voor het gerechtshof in Arnhem.
Dienst nog niet verricht
Dat buigt zich onder meer over het vooruitbetalen van jaarabonnementen. De sportschool vindt dat ten onrechte omzetbelasting is nageheven voor abonnementen voor 2011 die al in december 2010 zijn betaald. De BTW-afdracht hoeft volgens de sportschoolhouder pas in 2011 plaats te vinden: de abonnementen kunnen te allen tijde worden opgezegd, waarna het abonnementsgeld kan worden teruggevorderd. Omzetbelasting hoeft pas te worden betaald als de dienst daadwerkelijk is verricht, betoogt de sportschool verder. Tot slot is er sprake van automatische incasso. Omdat het initiatief niet van de abonnementhouder uitgaat, zou er geen sprake zijn van een betaling.
Belast op tijdstip ontvangst
Het hof ziet het anders en verwijst naar de Europese BTW-richtlijn: bij vooruitbetalingen voordat de diensten zijn verricht, is belasting verschuldigd op het tijdstip van ontvangst van de vooruitbetalingen. Volgens de Wet OB is de belasting verschuldigd wanneer een factuur wordt uitgereikt en in andere gevallen op het tijdstip waarop de levering of de dienst wordt verricht. ‘Anders dan belanghebbende bepleit, is het hof van oordeel dat sprake is van vooruitbetalingen voor bepaalbare prestaties die in 2011 plaats (kunnen) hebben.’ De omzetbelasting is dan uiterlijk verschuldigd op het moment waarop de vergoedingen voor de prestaties zijn ontvangen en dat is in dit geval december 2010. ‘De door belanghebbende op haar bankrekening binnengekomen vooruitbetalingen behoren tot de vergoedingen voor de prestaties. Het maakt hierbij niet uit of abonnementhouders toestemming geven voor automatische incasso of het bedrag zelf overmaken naar de bankrekening van belanghebbende.’
Bovendien zijn alle relevante elementen van de prestatie bij het vooruitbetalen van de abonnementen bekend, aldus het hof. ‘De prestaties van belanghebbende aan de abonnementhouders bestaan uit het ter beschikking stellen aan haar abonnementhouders van het fitnesscomplex en de daarbij behorende faciliteiten, en niet in de verrichting van individuele prestaties op verzoek van de abonnementhouders. Er is daarmee een rechtstreeks verband tussen de vooruitbetaalde abonnementen en de door belanghebbende te verrichten prestaties.’ Het maakt niet uit dat de abonnementhouder pas later kiest welke lessen hij of zij wil volgen. ‘De keuze die een abonnementhouder heeft, is al voldoende bepaald. Dat een abonnement kan worden opgezegd, is niet van invloed op de bepaalbaarheid van de prestatie en doet ook niet af aan de verschuldigdheid van de omzetbelasting in 2010.’
Uitspraak:ECLI:NL:GHARL:2019:11016
Geef een reactie