Is de in de cao opgenomen voorziening bij ontslag gelijkwaardig aan de transitievergoeding? Hof ’s Hertogenbosch geeft antwoord op deze vraag.
De stelplicht en de bewijslast dat sprake is van een gelijkwaardige voorziening rusten op de werkgever.
Wat is de situatie?
De werkneemster is op 2 september 2003 in dienst getreden bij de bank. Op de arbeidsovereenkomst is een cao van toepassing.
De werkneemster is op 18 februari 2016 wegens ziekte uitgevallen. Per 15 februari 2018 is een WIA-uitkering aan haar toegekend.
Bij brief van 31 januari 2018 heeft de werkgever de werkneemster laten weten dat zij niet in aanmerking komt voor de in de cao opgenomen aanvullingsregeling van de WIA-uitkering.
UWV heeft op 19 maart 2018 een ontslagvergunning afgegeven aan de bank voor de opzegging van de arbeidsovereenkomst.
De werkgever heeft op 22 maart 2018 de arbeidsovereenkomst met de werkneemster opgezegd per 1 augustus 2018.
Gelijkwaardige voorziening
In de cao is opgenomen dat bij een beëindiging van de arbeidsovereenkomst de aanvullingen en de pensioenopbouw zoals genoemd in de pensioenovereenkomst vanaf het derde ziektejaar moeten worden gezien als gelijkwaardige voorzieningen voor de transitievergoeding. Het gaat daarbij om twee voorzieningen: een aanvulling op een WIA-uitkering (waarvoor de werkneemster gelet op de voorwaarden niet in aanmerking komt) en een premievrije voortzetting van de pensioenopbouw.
Naar de rechter
De werkneemster heeft de kantonrechter verzocht om de werkgever te veroordelen tot betaling van de transitievergoeding van € 29.617,00 bruto. De kantonrechter heeft het verzoek afgewezen.
De ex-werkneemster gaat in hoger beroep.
Volgens de vrouw is de kantonrechter uitgegaan € 29.617 bruto terwijl dat volgens haar € 31.027,83 moet zijn. Daarnaast vindt zij het oordeel van de kantonrechter onterecht dat zij de stelling van de werkgever dat de inkoopsom van het pensioen meer bedraagt dan de transitievergoeding, onvoldoende gemotiveerd heeft weersproken.
Wat zegt het hof?
Kern van het geschil: is de cao-voorziening een gelijkwaardige voorziening?
Het gaat in dit hoger beroep om de vraag of de in de cao opgenomen voorziening tot premievrije voortzetting van de pensioenopbouw, moet worden aangemerkt als een gelijkwaardige voorziening in de zin van artikel 7:673b lid 1 BW.
Het uitgangspunt is dat een werknemer die voldoet aan de in artikel 7:673 BW genoemde voorwaarden – en dat doet de werkneemster in kwestie – recht heeft op een transitievergoeding. De werkgever beroept zich op de uitzondering van artikel 7:673b lid 1 BW. Volgens die bepaling is geen transitievergoeding verschuldigd wanneer in de cao een gelijkwaardige voorziening is opgenomen.
Werkgever aan zet
Gelet op het uitzonderingskarakter van deze bepaling, oordeelt het hof dat de stelplicht (en de bewijslast) dat sprake is van een gelijkwaardige voorziening op de werkgever ligt. De werkgever moet dus feiten en omstandigheden stellen waaruit volgt dat de cao-voorziening gelijkwaardig is aan de transitievergoeding.
De werkgever heeft aangevoerd dat de beoordeling of de cao-voorziening als een gelijkwaardige voorziening moet worden aangemerkt, een zuiver rekenkundige exercitie betreft.
De cao-voorziening houdt in dit geval voor de oud-werkneemster in dat haar pensioenopbouw premievrij wordt voortgezet.
De werkgever moet dus voldoende gemotiveerd aanvoeren waarom deze geen transitievergoeding verschuldigd is. Dit moet zodanig gebeuren dat er voldoende inzicht is in de vraag of de cao-voorziening gelijkwaardig is.
Nu de werkgever dit niet heeft gedaan, kan het hof er niet vanuit gaan dat in dit geval de cao-voorziening moet worden aangemerkt als gelijkwaardig. Dat heeft tot gevolg dat de vordering tot betaling van de transitievergoeding wordt toegewezen.
Volgens de werkgever bedraagt de eventueel verschuldigde transitievergoeding € 28.898,10 bruto. Het hof veroordeelt de werkgever tot betaling van dit bedrag.
Uitspraak Hof Den Bosch, 17 oktober 2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:3822
Situatie vanaf 2020
In een cao is dus vast te leggen dat een ontslagen werknemer een vervangende voorziening krijgt in plaats van een transitievergoeding. Let op: sinds 1 januari 2020 kan dit alleen nog maar bij ontslag om bedrijfseconomische redenen. De vervangende voorziening hoeft daarnaast niet meer gelijkwaardig te zijn aan de wettelijke transitievergoeding. Wel moet de voorziening bestaan uit maatregelen om werkloosheid te voorkomen of in duur te beperken. Of uit een redelijke financiële vergoeding. Of een combinatie van beide.
Geef een reactie