In welke gevallen kan het lonen om bezwaar te maken tegen de definitieve NOW-vaststelling? Minister Koolmees komt met enkele geanonimiseerde voorbeelden uit de praktijk waarin het verweer van de werkgever tegen het meegenomen SV-loon heeft geleid tot een bezwaar dat gegrond is verklaard. De minister ging onlangs al in op de gegrondverklaring van bezwaren en beloofde daarbij voorbeelden te geven. Die zijn nu alsnog gepubliceerd:
Casus 1: bonus
De werkgever heeft een loonsom in januari 2020 van € 8.000 en een verwacht omzetverlies van 24%. Op basis daarvan ontvangt hij een voorschot van €5.391. Bij de vaststelling blijkt dat het omzetverlies inderdaad 24% was. De loonsom over de subsidieperiode maart-april-mei 2020 is echter niet €24.000 (driemaal €8.000) maar €9.000 (driemaal €3.000). Het verschil wordt van het subsidiebedrag afgetrokken. Daarmee heeft de werkgever geen recht meer op subsidie en ontvangt dus een nihil stelling. Dat betekent dat het hele voorschot à € 5.391 wordt teruggevorderd. De werkgever betaalt dit direct terug, maar dient ook een bezwaar in.
Rekensom:
Hoogte voorschot:
loonsom januari x 3 maanden x geschat omzetverlies x forfaitaire opslag (30%) x vergoedingspercentage (90%) x voorschot (80%)
€ 8.000 x 3 x 0,24 x 1,3 x 0,9 x 0,8 = € 5.391
Bij gelijkblijvende loonsom zou de definitieve subsidie als volgt worden vastgesteld:
Loonsom januari x 3 maanden x daadwerkelijk omzetverlies x forfaitaire opslag (30%) x vergoedingspercentage (90%)
€ 8.000 x 3 x 0,24 x 1,3 x 0,9 = € 6.739
Door de gedaalde loonsom, vindt er nog een correctie plaats:
(loonsom januari x 3 – loonsom maart/april/mei) x forfaitaire opslag (30%) x vergoedingspercentage (90%)
(€ 8.000 x 3 – € 9.000) x 1,3 x 0,9 = € 17.550
Vaststelling subsidie: € 6.739 – € 17.550 = € 0. Werkgever ontvangt een nihilstelling, en moet zijn hele voorschot van € 5.391 terugbetalen.
Bezwaar
De werkgever is van mening dat hij onterecht wordt gekort in zijn subsidie. Hij heeft één werknemer in dienst en die heeft steeds hetzelfde loon ontvangen. De hogere loonsom komt omdat deze werknemer in januari een bonus van € 5.000 heeft ontvangen. Als de bonus buiten beschouwing wordt gelaten is te zien dat de loonsom in maart-april-mei gelijk is gebleven aan de loonsom in januari. De loonsom bedraagt namelijk elke maand € 3.000. De bonus is apart verantwoord in de loonaangifte als bijzondere beloning, maar hiervoor wordt niet automatisch gecorrigeerd tijdens de definitieve vaststelling.
In bezwaar is de bijzondere beloningstabel in de polisadministratie gecontroleerd. Hierdoor kon de subsidie uiteindelijk worden vastgesteld op basis van een loonsom van € 3.000.
Rekensom:
Definitieve hoogte:
Gecorrigeerde loonsom januari x 3 maanden x daadwerkelijk omzetverlies x forfaitaire opslag (30%) x vergoedingspercentage (90%)
€ 3000 x 3 x 0,24 x 1,3 x 0,9 = € 2528
Terugbetaling:
Voorschot – definitieve subsidie
€ 5391 – € 2528 = € 2863
De werkgever heeft recht op € 2528. Omdat de werkgever het voorschot van €5391 al direct heeft terugbetaald volgt nog een nabetaling van €2863 door UWV. Dit komt overeen met hoe de regeling beoogt te werken: Er kan vanuit worden gegaan dat de werkgever (100 – 24 =) 76% van zijn loonkosten uit zijn overgebleven omzet kan betalen. Van de overgebleven 24% aan loonkosten ontvangt hij 90% (+ de 30% forfaitaire opslag). € 9000 * 0,24 * 0,9 * 1,3 = € 2528.
Casus 2 : bonussen, verrekening kilometervergoeding, nabetaling vakantiegeld
De werkgever heeft een loonsom in januari van € 20.805 en een omzetverlies van 30%. Op basis daarvan ontvangt hij een voorschot van € 17.526.
Bij de vaststelling blijkt dat de loonsom over januari 2020 € 19.5251 is, dat maal drie is € 58.575. Het omzetverlies blijkt iets lager dan ingeschat bij de aanvraag van het voorschot, namelijk 26%. Met deze loonsom over de subsidieperiode en dit omzetverlies zou de werkgever een subsidie krijgen van € 17.819.
De loonsom over de subsidieperiode (maart, april, mei) is echter geen € 58.575 maar € 26.780. Het verschil wordt in mindering gebracht op de subsidie, de subsidie wordt daarmee op nul vastgesteld.
Rekensom:
Hoogte voorschot:
loonsom januari x 3 maanden x geschat omzetverlies x forfaitaire opslag (30%) x vergoedingspercentage (90%) x voorschot (80%)
€ 20.805 x 3 x 0,30 x 1,3 x 0,9 x 0,8 = € 17.526
De hoogte van de subsidie, met daadwerkelijk omzetverlies en referentieloonsom:
loonsom januari x 3 maanden x geschat omzetverlies x forfaitaire opslag (30%) x vergoedingspercentage (90%)
€ 19.525 x 3 x 0,26 x 1,3 x 0,9 = € 17.819
Door de gedaalde loonsom, vindt er nog een correctie plaats:
(loonsom januari x 3 – loonsom maart/april/mei) x forfaitaire opslag (30%) x vergoedingspercentage (90%)
(€ 19.525 x 3 – € 26.780) x 1,3 x 0,9 = € 37.200
Vastgestelde subsidie: € 17.819 – € 37.200 = €0. Werkgever ontvangt een nihilstelling, en moet zijn hele voorschot van € 17.526 terugbetalen.
Bezwaar
In bezwaar voert de werkgever aan dat er verschillende extra betalingen zijn gedaan in de maand januari, waardoor de loonsom van de referentiemaand niet representatief is.
Er is om te beginnen een extra betaling gedaan aan het personeel in de vorm van een bonus. Verder was er een nabetaling op de kilometervergoeding (niet premievrij) bij een werknemer over 2019 en er is een nabetaling van vakantiegeld gedaan aan een werknemer die in december 2019 is vertrokken. Deze werknemer heeft daarnaast ook de bonus ontvangen die iedereen krijgt.
Uit het SV-loon kan de uitbetaling vakantiegeld en dertiende maand worden geschoond, doordat deze apart in de loonaangifte door de werkgever is verantwoord en voor UWV inzichtelijk is. Andere looncomponenten die onderdeel uitmaken van het SV-loon (zoals uitbetaalde vakantiedagen, overuren, niet premievrije kilometervergoeding) worden niet automatisch uit de loonsom gefilterd. In bezwaar is dit handmatig wel mogelijk doordat er inzicht is in de loonsom uit de tabel voor bijzondere beloningen en in veel gevallen is het onderscheid dan te maken. Aan UWV in bezwaar kan gevraagd worden om deze bijzondere beloningen uit het SV-loon te schonen.
In bezwaar worden zowel de extra betalingen in de vorm van de bonussen aan het personeel als de nabetaling van het vakantiegeld aan de vertrokken werknemer uit de referentieloonsom gefilterd. De nieuwe referentieloonsom over een periode van drie maanden wordt daarmee € 40.433 (= €13.478 per maand). Er is dan nog steeds sprake van een groot verschil met het loon in maart, april en mei: er is nog steeds sprake van een gedaalde loonsom. Daarmee blijft de situatie dat de werkgever geen recht heeft op subsidie. De subsidie blijft ook na bezwaar nihil en de werkgever moet zijn voorschot terugbetalen.
Rekensom:
Definitieve hoogte subsidie:
Referentieloonsom x daadwerkelijk omzetverlies x forfaitaire opslag (30%) x vergoedingspercentage (90%)
€ 40.443 x 0,26 x 1,3 x 0,9 = € 12.302
Door de gedaalde loonsom, vindt er nog een correctie plaats:
(loonsom januari x 3 – loonsom maart/april/mei) x forfaitaire opslag (30%) x vergoedingspercentage (90%)
(40.433 – 26.780) x 1,3 x 0,9 = € 15.975
Vastgestelde subsidie:
€ 12.302 – € 15.975 = € 0. Werkgever ontvangt een nihilstelling, en moet zijn hele voorschot van € 17.526 terugbetalen.
Casus 3: uitbetaalde overuren
De werkgever heeft een loonsom in januari van €7.184 en een omzetverlies van 50%. Op basis daarvan ontvangt hij een voorschot van € 10.086.
Bij de vaststelling blijkt dat de loonsom over januari 2020 € 7.170 is, dat maal drie is €21.509. Het omzetverlies blijkt lager dan ingeschat bij de aanvraag van het voorschot, namelijk 21%. Met deze loonsom over de subsidieperiode en dit omzetverlies zou de werkgever een subsidie krijgen van € 5.285.
De loonsom over de subsidieperiode (maart, april, mei) is echter geen € 21.509, maar € 14.363. Het verschil wordt in mindering gebracht op de subsidie, de subsidie wordt daarmee op nul vastgesteld.
Rekensom:
Hoogte voorschot:
loonsom januari x 3 maanden x geschat omzetverlies x forfaitaire opslag (30%) x vergoedingspercentage (90%) x voorschot (80%)
€ 7.184 x 3 x 0,50 x 1,3 x 0,9 x 0,8 = € 10.086
Initiële hoogte definitief subsidiebedrag:
Loonsom januari x 3 maanden x daadwerkelijk omzetverlies x forfaitaire opslag (30%) x vergoedingspercentage (90%)
€ 7.170 x 3 x 0,21 x 1,3 x 0,9 = € 5.285
Korting als gevolg van de dalende loonsom:
(loonsom januari x 3 – loonsom maart/april/mei) x forfaitaire opslag (30%) x vergoedingspercentage (90%)
(€ 7.170 x 3 – € 14.363) x 1,3 x 0,9 = € 8.360
Vastgestelde subsidie: € 5.285 – € 8.60 = € 0. Werkgever ontvangt een nihilstelling, en moet zijn hele voorschot van € 17.526 terugbetalen.
Bezwaar
In bezwaar geeft de werkgever aan dat in de loonsom januari uitbetaalde overuren over 2019 zijn opgenomen, waardoor de loonsom niet representatief is. Deze overwerkvergoeding is herkenbaar in de loonaangifte en kan in bezwaar uit de loonsom worden gefilterd. De nieuwe referentieloonsom over een periode van drie maanden wordt daarmee € 14.878 (= €4.960 per maand). Er is nog een gering verschil tussen de gerealiseerde loonsom en die van de referentiemaand. De subsidie wordt daarmee uiteindelijk vastgesteld op € 3.035. Omdat het voorschot vanwege een hoger ingeschat omzetverliespercentage hoger is dan de definitieve subsidie volgt nog steeds een terugbetaling, maar die valt lager uit.
Rekensom:
Definitieve hoogte subsidie:
Referentieloonsom x daadwerkelijk omzetverlies x forfaitaire opslag (30%) x vergoedingspercentage (90%)
€ 14.878 x 0,21 x 1,3 x 0,9 = € 3.656
Door de gedaalde loonsom, vindt er nog een correctie plaats:
(loonsom januari x 3 – loonsom maart/april/mei) x forfaitaire opslag (30%) x vergoedingspercentage (90%)
(€ 4.960 x 3 – € 14.363) x 1,3 x 0,9 = € 670
Vastgestelde subsidie na bezwaar:
€ 3.660 – € 670 = € 3.053
Vordering
Ontvangen voorschot – subsidie = terugvordering
€ 10.086 – € 3.053 = € 7.033
De tegemoetkoming komt nu dus uit op ruim 3000 euro in plaats van nihil. Maar omdat een voorschot was betaald van ruim 10.000 euro resteert nog steeds een terugbetaling. Deze terugbetaling wordt grotendeels veroorzaakt door het verschil in omzetverlies, in plaats van de gedaalde loonsom.
Geef een reactie