Alle grote Nederlandse accountantskantoren zijn aangesloten bij een internationaal netwerk, van de big four tot bescheidener formules. Om welke netwerken gaat het en wat levert aansluiting eigenlijk op? Accountancy Vanmorgen bracht het in kaart en peilde de ervaringen van Hugo Everaerd (Crowe Foederer) en Marco Vermin (DFK-lid Alfa).
Accountantsnetwerken zijn grofweg te onderscheiden in samenwerkingsverbanden waarbij kantoren allemaal onder één (toegevoegde) naam opereren en samenwerkingsverbanden waarbij de leden hun eigen naam blijven hanteren. In de eerste categorie vallen behalve de big four ook netwerken als Crowe, Baker Tilly en HLB.
PrimeGlobal en Moore top 10-spelers in Nederland
De meeste netwerken zijn in ons land vertegenwoordigd; in de top 30 ontbreken vooral de ‘losse’ samenwerkingsverbanden, zoals Praxity, de wereldwijde nummer 1 op dat gebied. Naast netwerken die in elk land maar één vertegenwoordiger hebben, zijn er ook formules die meerdere kantoren per land toestaan. Een voorbeeld daarvan is PrimeGlobal, met drie Nederlandse vertegenwoordigers (Abab, Visser & Visser en Crop). Die zijn gezamenlijk goed voor 119 miljoen euro omzet en daarmee groter dan Mazars.
DRV, WVDB en MTH zijn samen als Moore Global-vertegenwoordigers nog een stukje groter en zouden met een omzet van 137 miljoen euro net achter Flynth het zevende accountantsbedrijf van het land zijn.
Aansluiten is investeren
Aansluiting bij een internationaal netwerk van accountantskantoren levert voordelen op, maar daar moet je wel in investeren. Daarover zijn Marco Vermin (Alfa) en Hugo Everaerd (Crowe Foederer) het roerend eens. Everaerd werkt al sinds 2009 voor Crowe Foederer en is sinds 2016 lid van de raad van bestuur. Als fiscaal partner is hij ook verantwoordelijk voor de internationale dienstverlening. In 2014 sloot het bedrijf zich aan bij het internationale Crowe-netwerk. Alfa is sinds eind 2014 aangesloten bij DFK International en bestuurslid Marco Vermin heeft het bij het netwerk inmiddels geschopt tot vicepresident EMEA.
Wel of geen eigen naam?
Alfa werd door DFK benaderd, maar heeft bewust voor het netwerk gekozen: ‘We wilden graag onder eigen naam blijven werken en zagen een netwerk met hoge kosten niet zitten. DFK is meer een relatienetwerk, uiteraard wel met kwaliteitschecks’, zegt Vermin. Foederer had geen problemen met het toevoegen van de Crowe-naam. Everaerd: ‘Het lidmaatschap is ook echt ons merk geworden: het staat op de gevel en op LinkedIn. We hebben niet het gevoel dat we daarmee onze eigen identiteit prijsgeven en voor onze kleinere klanten is het geen probleem. Voor talent dat we willen aantrekken, is het lidmaatschap van Crowe juist weer een extra reden om bij ons te komen werken.’
Belang eigen klanten staat voorop
De eigen klanten in het buitenland kunnen bedienen: dat is de grote drijfveer om aan te sluiten bij een netwerk. ‘Je moet niet met de instelling in zo’n netwerk stappen dat je nieuwe klanten uit je lidmaatschap wilt halen. In beginsel doe je dat voor je eigen klanten, aan wie je in het buitenland gelijkgestemde kantoren kunt aanbevelen die wij kennen.’ Ook Everaerd benadrukt dat. ‘We gaan niet zitten wachten tot er vanuit het buitenland werk in de mailbox binnenkomt. Wij willen vooral onze Nederlandse klanten goed van dienst kunnen zijn. Ben je hier succesvol, dan zit je immers al snel over de grens. Het is heel Nederlands om internationaal actief te zijn. We willen dus goed wegwijs zijn in ons netwerk.’
Contact onderhouden
Lid zijn is één, contacten onderhouden is veruit het belangrijkste om echt te kunnen profiteren van een netwerk: ‘Het is belangrijk dat je actief bent binnen het netwerk en mensen ook echt leert kennen. Lid worden alleen is niet genoeg. Als je de contacten onderhoudt, verwijzen zij klanten naar jou en jij verwijst ze naar hen’, zegt Vermin.
Bij Crowe worden geen targets gehanteerd in termen van aantal toegespeelde klanten. ‘Je wordt wel geacht bij te dragen aan de ontwikkeling van het netwerk en te proberen de kansen voor collega’s in het buitenland te verzilveren’, zegt Everaerd. ‘Maar we hebben geen concrete targets. Betrokkenheid en gedrevenheid zijn wel vereisten.’
Niet overal op googlesnelheid
Van een internationaal netwerk mag je geen wonderen verwachten: regionale verschillen verdwijnen niet opeens. ‘Eerlijk gezegd ben je buiten de westerse landen niet altijd verzekerd van een partner die hoge kwaliteit levert. Dat ligt niet per se aan die partner; soms is er sprake van miscommunicatie en de verwachtingen van een westers land sluiten niet altijd aan op die in een niet-westers land’, zegt Vermin.
Ook Everaerd ziet de verschillen: ‘We hebben de kwaliteit in alle landen wel op orde, maar cultuurverschillen zullen er blijven. Je kunt niet overal leveren op googlesnelheid. Werk je internationaal, dan moet je alert zijn op die verschillen. Wat helpt is dat we wereldwijd de kwaliteit op orde hebben, maar dat we klein genoeg zijn om elkaar te kennen.’
Geef een reactie