
In de jaren 2012 – 2016 past een bv over omzet uit parkeren het verlaagde tarief toe, van destijds nog 6%. Deze omzet houdt vrijwel geheel verband met arrangementen. Een deel van de ontvangen vergoedingen daarvoor is geboekt als ‘omzet parkeren’. Naar aanleiding van een boekenonderzoek concludeert de inspecteur dat de bv over de omzet uit parkeren het normale tarief van 21% heeft moeten toepassen.
De bv exploiteert een hotel met 625 hotelkamers, diverse zalen, een zwembad, een restaurant en een besloten parkeerterrein en dat hotel ligt dicht bij een luchthaven. Wie een kamer in het hotel boekt, krijgt ook het recht een auto op het besloten parkeerterrein van het hotel te parkeren op de dag van aankomst in het hotel en op de dag van vertrek
PSF-arrangement
Ook mogen alle gasten zonder bijbetaling meerijden met een shuttlebus die de bv frequent tussen het hotel en de luchthaven laat rijden (het standaardarrangement, dat houdt in: een kamer in het hotel voor één nacht als het PSF-arrangement niet wordt geboekt). In plaats van het standaardarrangement kunnen de gasten ook zonder bijbetaling het zogeheten Park-Sleep-Fly-arrangement (PSF-arrangement) boeken.
In dat geval mag de klant een auto na de dag van uitchecken uit het hotel nog 29 dagen laten staan op het besloten parkeerterrein. Het PSF-arrangement is wel € 40 duurder dan het standaardarrangement. Voor het overige vloeit de omzet voort uit vergoedingen die aan niet-gasten in rekening zijn gebracht voor parkeren op het besloten parkeerterrein, tegen € 2,50 per uur, hetgeen sporadisch voorkomt.
Ondeelbare economische prestatie
Het normale btw-tarief van 21% zou volgens de inspecteur alleen gelden voor zover die omzet is toe te rekenen aan het vervoer met de shuttlebus van gasten die het PSF-arrangement hebben geboekt. Daarom krijgt de bv naheffingsaanslagen omzetbelasting opgelegd, waartegen de bv beroep aantekent.
Daarbij stelt zij dat het PSF-arrangement een ondeelbare economische prestatie is waarvan splitsing kunstmatig zou zijn. De bv vindt niet dat een afzonderlijke, naar het algemene tarief van 21% belaste parkeerdienst onderdeel is van het PSF-arrangement. De bv bestrijdt de mening van de inspecteur dat de gehele PSF-omzet tegen het verlaagde tarief moet worden belast als het verstrekken van logies binnen het horecabedrijf. Verder beweert de bv dat de inspecteur een te groot deel van de met het PSF-arrangement gerealiseerde omzet aan het parkeren heeft toegerekend.
Langparkerendienst
De inspecteur heeft in hoger beroep aangevoerd dat de naheffingsaanslagen eerder te laag dan te hoog zijn vastgesteld. Als het PSF-arrangement één ondeelbare dienst is, dan betreft het een dienst, sui generis (enige in zijn soort) die is belast naar het algemene tarief van 21%, en anders moet de gehele meerprijs van € 40 van het PSF-arrangement worden beschouwd als betaald voor een langparkerendienst die – wederom – naar het algemene tarief van 21% is belast.
Dat bij de berekening van de correctie op de meerprijs van € 40 een afslag is verleend voor het shuttlevervoer is, aldus de inspecteur, te beschouwen als een vergissing in het voordeel van de bv.
Ongegrond
Hof Amsterdam meent dat het PSF-arrangement wel degelijk bestaat uit te onderscheiden prestaties. Dat de bv maar één prijs hanteert, is onvoldoende om te stellen dat sprake is van een ondeelbare economische prestatie.
Het hof ziet het parkeren als een dienst die losstaat van een overnachting. Bij het PSF-arrangement is de langparkerendienst zelfs relatief gemakkelijk te splitsen. Het is immers deze dienst waar de klant € 40 extra voor betaalt. Evenmin kan men zeggen dat het lang parkeren het verblijf optimaliseert. Het hof verklaart daarom het beroepschrift van de bv ongegrond.
Geef een reactie