Bij goederen en diensten die ook voor vrijgestelde prestaties worden gebruikt, wordt de btw-aftrek in principe naar de omzetverhoudingen berekend (pro rata). Rente op geldleningen, bankdeposito’s en rekening-courant zijn een tegenprestatie voor het (vrijgestelde) verlenen van krediet. Deze rente telt dan ook mee voor het bepalen van de btw-aftrek naar omzetverhoudingen.
Volgens de akte van oprichting houdt een bedrijf zich bezig met de exploitatie van onroerend goed, maar ook met het verstrekken van leningen aan andere vennootschappen. Het bedrijf dat de aangiften door een adviseur laat verzorgen krijgt te maken met een boekenonderzoek van de Belastingdienst.
Volgens de inspecteur sluit de aangifte niet aan met de administratie en is dit mede ontstaan door het onjuist boeken van de omzetten. De verhuur is deels belast met omzetbelasting. De verhuur is aan ondernemers die belaste verhuur betreft en aan particulieren waarvoor de huur is vrijgesteld.
Aftrekbare btw verkeerd berekend
Bij de controle is gebleken dat er geen of onvoldoende rekening is gehouden met de pro rata aftrek van de voorbelasting i.v.m. vrijgestelde prestaties. Naar aanleiding van de uitkomsten van het boekenonderzoek heeft de inspecteur naheffingsaanslagen opgelegd voor de jaren 2012 tot en met 2015.
Hof Amsterdam bevestigt, net als eerder Rechtbank Noord-Holland (niet gepubliceerd), de naheffingsaanslagen. Het hof oordeelt dat het aftrekbare gedeelte van de voorbelasting ter zake van gemengd gebruikte goederen en diensten wordt bepaald naar omzetverhoudingen (‘pro rata’; artikel 11, eerste lid, onder c, van de Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968).
Als het echter aannemelijk is dat het werkelijke gebruik van die goederen en diensten als geheel genomen anders is, wordt het aftrekbare gedeelte naar het werkelijke gebruik berekend.
Schatting onvoldoende bewijs
Het berekenen van het aftrekbare gedeelte naar werkelijk gebruik, zo vindt het hof, kan alleen aan de hand van objectief en nauwkeurig vast te stellen gegevens, die van dien aard zijn dat het werkelijke gebruik daarmee ook objectief en nauwkeurig is vast te stellen. Het bedrijf heeft alleen een schatting van de tijdsbesteding ingebracht, dit is onvoldoende bewijs van het werkelijk gebruik.
Bij het bepalen van de pro rata kan slechts een klein deel van de ontvangen renteopbrengsten buiten beschouwing blijven. Rente op geldleningen, bankdeposito’s en rekening-courant zijn een tegenprestatie voor het (vrijgestelde) verlenen van krediet. De kredietverlening kan ook niet als bijkomstig worden aangemerkt gezien de omvangrijke opbrengst en daarvoor ingekochte diensten.
Bankenresolutie
Het bedrijf heeft verder, kennelijk om in 2013 tot een aftrekbaar gedeelte van meer dan nihil te komen, in hoger beroep verwezen naar een beleidsopvatting, die is te traceren tot het besluit van de staatssecretaris van Financiën van 9 november 1982 over toepassing van artikel 15 van de Wet op de omzetbelasting 1968 ten aanzien van het bankbedrijf (nr. 282-15703).
In deze opvatting bevindt zich een goedkeuring voor het ‘pro rata’ in een jaar voorshands uit te gaan van de omzetverhouding in het (voor) vorige jaar, waarna in het volgende jaar een herziening moet volgen. Het besluit is specifiek voor banken geschreven, gezien de aanhef en de verdere inhoud ervan.
Het bedrijf kan geen beroep doen op in de bankenresolutie opgenomen beleid omdat dit alleen geldt voor banken.
Geef een reactie