Aan de informatieplicht moet iedere belastingplichtige en dus ook een buitenlands belastingplichtige voldoen. Dat de inspecteur de gewenste informatie eventueel op een andere wijze kan verkrijgen maakt hierbij niet uit. Het staat de inspecteur namelijk in beginsel vrij om bij een belastingplichtige informatie op te vragen die hij ook langs andere weg kan verkrijgen, zo oordeelt rechtbank Noord-Holland.
Een man dient voor het jaar 2015 een aangifte IB/PVV in als buitenlands belastingplichtige. Hij heeft de Nederlandse nationaliteit, heeft een kind dat in Nederland woont en beschikte in 2015 over een in Nederland gelegen huis en is tevens eigenaar van drie auto’s met een Nederlands kenteken. Hij heeft gedurende het jaar 2015 voornamelijk pintransacties in Nederland verricht.
Hij heeft in 2015 voor twee Nederlandse bedrijven gewerkt en geniet inkomen van een Nederlandse stichting.
Panamese entiteit
De man is aandeelhouder en bestuurder van een Panamese entiteit met een Zwitserse bankrekening. Hij krijgt in augustus en in september 2020 en in januari 2021 brieven van een inspecteur die hem vragen stelt met betrekking tot zijn aangifte IB/PVV over 2015.
De inspecteur stelt de man vragen over de Panamese entiteit en verzoekt hem om de jaarstukken te overleggen van de jaren 2010 tot en met 2017 alsmede bankafschriften van het bedrijf bij de Zwitserse bank. De inspecteur vraagt de man aan te geven waarop de diverse betalingen en stortingen op de rekening betrekking hebben.
Omdat een antwoord op al die vragen uitblijft legt de inspecteur de man een informatiebeschikking op waartegen de man bezwaar aantekent.
De man stelt zich op het standpunt dat hij buitenlands belastingplichtig is en dat hij daarom niet gehouden is tot het verstrekken van de gevraagde informatie. Hij beklaagt zich erover dat de inspecteur heeft nagelaten de gewenste data op te vragen bij de Zwitserse autoriteiten, terwijl hij wel informatie heeft opgevraagd bij de Panamese autoriteiten.
Verplichting om informatie te verstrekken
Op grond van artikel 47, eerste lid, van de AWR is eenieder gehouden desgevraagd aan de inspecteur gegevens en inlichtingen te verstrekken welke voor de belastingheffing van belang kunnen zijn.
Hoewel de man beweert dat aan hem, als buitenlands belastingplichtige, geen informatiebeschikking kan worden opgelegd, ziet rechtbank Noord-Holland dat toch anders.
Die oordeelt dat zelfs indien vast zou staan dat de man een buitenlands belastingplichtige is, dit niet mee brengt dat de inspecteur geen vragen aan hem zou mogen stellen in het kader van de (Nederlandse) belastingheffing.
Wettelijk gezien kan de informatieplicht op iedereen en dus ook op buitenlands belastingplichtigen rusten.
Op de klacht van de man dat de inspecteur heeft na gelaten de gewenste data op te vragen bij de Zwitserse autoriteiten voert hij als onderbouwing aan dat zonder nadere motivering niet na te gaan is of de inspecteur de juiste afweging heeft gemaakt toen hij ervoor koos de informatie bij hem en niet bij de Zwitserse autoriteiten, op te vragen.
Inspanningsverplichting
De rechtbank volgt de inspecteur en oordeelt dat op de belastingplichtige (in dit geval de man) een zekere inspanningsverplichting rust om de gevraagde informatie te verkrijgen. Dat de inspecteur de gewenste informatie eventueel op een andere wijze kan verkrijgen doet hier niet aan af.
Het staat de inspecteur namelijk in beginsel vrij om bij een belastingplichtige informatie op te vragen die hij ook langs andere weg kan verkrijgen. Deze keuzevrijheid geldt ook indien voor de belastingplichtige tijd en kosten gepaard gaan met het voldoen aan het informatieverzoek. Dit is slechts anders indien het handelen van de inspecteur in strijd komt met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
Ondanks dat de man nog betoogde dat hij reeds aan de op hem rustende inspanningsverplichting heeft voldaan, oordeelde de rechtbank dat uit de gedingstukken op geen enkele wijze naar voren komt dat de man moeite heeft gedaan om de door de inspecteur opgevraagde informatie te verkrijgen.
Over de op de man rustende inspanningsverplichting kan, aldus het oordeel van de rechtbank, niet worden gezegd dat hij volledig heeft voldaan aan de verplichtingen die voor hem voortvloeiden uit artikel 47 van de AWR.
De informatiebeschikking is terecht afgegeven en het beroep dient ongegrond te worden verklaard.
Geef een reactie