
De coffeeshophouder werd in een belastinggeschil met de Belastingdienst bijgestaan door een belastingadviseur verbonden aan Gelissen Belastingadviseurs uit Enschede. Hij verwijt deze adviseur diverse beroepsfouten in het kader van diens werkzaamheden tijdens en na een boekenonderzoek over de jaren 2009 tot en met 2013, en vordert op die grond schadevergoeding van Gelissen. De Belastingdienst had in 2013 en 2014 waarnemingen verricht bij de coffeeshop, waarna op 24 februari 2014 een boekenonderzoek werd ingesteld. Naar aanleiding daarvan werd op 3 juli 2014 een informatiebeschikking afgegeven wegens gebrekkige naleving van administratieve verplichtingen. In oktober volgde een concept-rapport, en in november de definitieve versie.
De adviseur van Gelissen werd op advies van de toenmalige accountant ingeschakeld om de belangen van de coffeeshophouder te behartigen, onder meer bij het beoordelen van het rapport en het indienen van bezwaar tegen de (navorderings-)aanslagen IB/PVV over meerdere jaren. Tegen de aanslag over 2009 werd echter geen (tijdig) bezwaar gemaakt, wat leidde tot een dwangbevel en later tot een niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar. Een ambtshalve herbeoordeling leidde wel tot vernietiging van de bijbehorende vergrijpboete. In het kader van de overige jaren maakte de adviseur bezwaar en stelde, na afwijzing daarvan, beroep in. Voor 2009 werd geen beroep ingesteld tegen de niet-ontvankelijkverklaring.
Coffeeshophouder moet miljoen betalen
Later nam een andere adviseur de fiscale belangen van de coffeeshophouder over en voerde correspondentie met Gelissen over de gang van zaken, met name over de gemiste bezwaar- en beroepsmogelijkheden inzake 2009. De voormalig adviseur ging wegens medische redenen eind 2017 met vervroegd pensioen. In 2018 werd Gelissen geïnformeerd over mogelijke aansprakelijkstelling. Gelissen verdedigde daarop de gevolgde strategie en wees aansprakelijkheid af. In augustus 2018 werd met de Belastingdienst een vaststellingsovereenkomst gesloten waarin werd afgesproken dat de coffeeshophouder een bedrag van € 1.042.500 zou betalen ter finale afwikkeling van de (navorderings-)aanslagen IB/PVV en ZVW over de jaren 2009 tot en met 2016. In november 2020 stelde de coffeeshophouder Gelissen formeel aansprakelijk wegens ernstige tekortkomingen van de adviseur op zestien punten, op grond waarvan hij de opdrachtovereenkomst had ontbonden.
Rechtbank
De coffeeshophouder vorderde in eerste aanleg bij de rechtbank dat voor recht wordt verklaard dat de buitengerechtelijke ontbinding van de overeenkomst van opdracht met Gelissen rechtsgeldig was en dat het sluiten van een voor hem nadelige vaststellingsovereenkomst met de Belastingdienst noodzakelijk was vanwege het niet handelen als een redelijk bekwaam en zorgvuldig adviseur door de betrokken belastingadviseur. Ook vorderde hij restitutie van de betaalde declaraties en vergoeding van schade, waaronder kosten van rechtsbijstand. Gelissen Belastingadviseurs en de belastingadviseur bestreden de vorderingen.
De rechtbank oordeelde dat enkel op één onderdeel sprake was van een toerekenbare tekortkoming door de belastingadviseur, en wees om die reden de gevraagde verklaringen voor recht gedeeltelijk toe. Daarnaast werden Gelissen Belastingadviseurs en de belastingadviseur veroordeeld tot vergoeding van 10% van de schade, nader op te maken bij staat, en werd Gelissen afzonderlijk veroordeeld tot terugbetaling van 10% van de aan de coffeeshophouder gefactureerde werkzaamheden. Voor het overige werden de vorderingen afgewezen, nu volgens de rechtbank geen sprake was van andere tekortkomingen.
Hoger beroep
In principaal hoger beroep beoogt de coffeeshophouder alsnog volledige toewijzing van zijn oorspronkelijke vorderingen te verkrijgen. Gelissen Belastingadviseurs en de belastingadviseur stellen op hun beurt incidenteel hoger beroep in, strekkende tot volledige afwijzing van ook het deel van de vorderingen dat in eerste aanleg werd toegewezen.
Het hof oordeelt dat de belastingadviseur niet op de door de rechtbank aangenomen wijze noch op een van de andere door de coffeeshophouder gestelde punten is tekortgeschoten bij de uitvoering van de hem opgedragen werkzaamheden. Van gehoudenheid van Gelissen c.s. tot enige restitutie van betaalde declaraties of tot vergoeding van enige schade aan de coffeeshophouder is daarom geen sprake. Ook de door hem gevorderde verklaringen voor recht zijn alsnog niet toewijsbaar.
Belastingadviseur schoot niet tekort
Het hof oordeelt dat de belastingadviseur niet is tekortgeschoten in zijn taakuitoefening met betrekking tot de informatiebeschikking van de Belastingdienst. Centraal stond de vraag of van de belastingadviseur, handelend als redelijk bekwaam adviseur, kon worden verlangd dat hij proactief navraag deed naar de informatiebeschikking direct na zijn inschakeling door de coffeeshophouder. Deze stelde dat de belastingadviseur al in de zomer van 2014 betrokken was bij het boekenonderzoek en daarom tijdig bezwaar had kunnen maken tegen de op 3 juli 2014 vastgestelde informatiebeschikking. Gelissen betwistte dit gemotiveerd, onderbouwd met stukken waaruit bleek dat eventuele werkzaamheden in die periode verband hielden met andere fiscale aangelegenheden van een voetbalvereniging.
Het hof oordeelt dat de bewijslast voor de gestelde vroege inschakeling van de belastingadviseur bij de coffeeshophouder lag, die echter onvoldoende concrete feiten en omstandigheden heeft aangedragen. Bij gebreke daarvan gaat het hof uit van een daadwerkelijke betrokkenheid van de belastingadviseur pas vanaf oktober 2014, dus ná het verstrijken van de bezwaartermijn. De belastingadviseur kan dan ook niet worden verweten dat hij vóór die tijd geen kennis droeg van de informatiebeschikking of hieromtrent geen actie ondernam.
Poststukken
De rechtbank had geoordeeld dat de belastingadviseur, nadat hij in oktober 2014 kennis had genomen van het concept-controlerapport, in strijd met zijn zorgplicht handelde door de coffeeshophouder niet te waarschuwen voor de mogelijke gevolgen van de informatiebeschikking, met name gelet op gebrekkige postverwerking aan diens zijde. Het hof volgt deze redenering echter niet. Het stelt voorop dat het de eigen verantwoordelijkheid van de coffeeshophouder is om te zorgen voor een adequate postontvangst, temeer daar hij wist dat er problemen waren met postbezorging op zijn woonadres en hij belangrijke fiscale stukken tijdig moest ontvangen en doorgeleiden. Dat hij pas maatregelen trof na het constateren van gemiste poststukken komt voor zijn eigen risico.
Daarnaast oordeelt het hof dat de door de belastingadviseur gevolgde strategie, om geen bezwaar meer te maken tegen de informatiebeschikking vanwege de beperkte kans op succes en het risico op een verslechtering van de onderhandelingspositie ten opzichte van de Belastingdienst, verdedigbaar is en binnen de bandbreedte valt van wat van een redelijk bekwaam belastingadviseur mag worden verwacht. De door de rechtbank aangenomen keten van hypothetische gebeurtenissen, die zou hebben geleid tot een andere uitkomst indien de belastingadviseur kritischer had geïnformeerd, wordt door het hof verworpen. Daarmee slagen de grieven van Gelissen Belastingadviseurs op dit punt.
Navorderingsaanslag
Het hof oordeelt verder dat de belastingadviseur van Gelissen ook niet tekort is geschoten in zijn dienstverlening aan de coffeeshophouder met betrekking tot de navorderingsaanslag over 2009. De coffeeshophouder had betoogd dat de belastingadviseur vanaf begin januari 2015 had moeten informeren naar de ontvangst van de aanslag en vervolgens risicoloos bezwaar had kunnen en moeten maken. Het hof wijst dit af, omdat het niet vaststaat dat de uiterste datum voor het opleggen van de aanslag 31 december 2014 was. Volgens Gelissen kan deze termijn door meerdere factoren, zoals de informatiebeschikking of de Beconregeling, zijn verlengd. Daarmee was het niet zonder risico om bij de Belastingdienst te informeren of bezwaar te maken, omdat daarmee mogelijk de aandacht op een (mogelijk te laat) opgelegde aanslag zou worden gevestigd.
Verder hoefde de belastingadviseur zich, gelet op het vertrouwen dat hij mocht stellen in adequate postdoorzending door de coffeeshophouder, niet preventief bij de Belastingdienst te registreren als gemachtigde. Ook het verwijt dat hij geen bezwaar heeft gemaakt tegen de aanslag onder aanvoering van verschoonbare termijnoverschrijding wordt verworpen. De coffeeshophouder heeft dat bezwaar later zelf ingediend, maar zonder succes. In de toelichting op het hoger beroep bleek bovendien dat het bezwaar vooral om de aansprakelijkstelling van de belastingadviseur werd doorgezet, terwijl de rechtbank het beroep op inhoudelijke gronden reeds had verworpen.
Ten slotte faalt ook de stelling dat de belastingadviseur tekort zou zijn geschoten door niet alle strategische opties met zijn cliënt te bespreken. Het hof sluit zich aan bij het oordeel van de rechtbank dat de coffeeshophouder de besluitvorming overliet aan de belastingadviseur vanwege zijn eigen gebrek aan fiscale kennis. De verklaringen van de coffeeshophouder in beide instanties bevestigen dat hij geen wezenlijke betrokkenheid had bij de strategiekeuzes en dat, zelfs als de opties waren besproken, hij het advies van de belastingadviseur zou hebben gevolgd. Gelet hierop kan niet worden geconcludeerd dat sprake is geweest van een beroepsfout.
Ook op andere punten ziet het hof geen tekortschieten bij Gelissen. Het principaal hoger beroep van de coffeeshophouder slaagt dan ook niet en wordt verworpen.
Geef een reactie