Veel (bedrijfstak)pensioenfondsen hebben hun deelnemers de afgelopen maanden verblijd met een aanzienlijke toeslag op hun pensioen. Voor diverse (groepen van) werkgevers heeft deze toeslagverlening echter een vervelende bijkomstigheid, namelijk een aanvullende nota van hun uitvoerder voor de inkoop van deze toeslag. Het gaat dan om werkgevers die in het verleden een vrijstelling tot deelname aan het fonds hebben gehad of deze vandaag de dag nog steeds hebben.
Een werkgever die onder de werkingssfeer van een bedrijfstakpensioenfonds valt, heeft in bepaalde situaties recht op vrijstelling van aansluiting bij het fonds. Het gaat dan doorgaans om de situatie dat de werkgever al een eigen pensioenregeling had op het moment dat de verplichtstelling op hem van toepassing werd. Of omdat het pensioenfonds in alle feiten aanleiding ziet om de vrijstelling te verlenen, in de praktijk niet zelden met een aansluitverplichting naar de toekomst.
Gelijkwaardig
Aan deze vrijstelling verbindt het Vrijstellings- en boetebesluit Wet Bpf 2000 de voorwaarde dat de eigen pensioenregeling van de werkgever te allen tijde ten minste actuarieel en financieel gelijkwaardig is aan de regeling van het pensioenfonds. Deze gelijkwaardigheid kan worden aangetoond op basis van een kwalitatieve toets waarbij feitelijk wordt gekeken naar de jaarlijkse opbouw in de beide regelingen. Dit werkt prima indien het pensioensysteem in de beide regelingen hetzelfde is. Ook kan de gelijkwaardigheid worden aangetoond aan de hand van de berekening zoals voorgeschreven in het besluit. Er wordt dan in beide regelingen gekeken naar de contante waarde van de toekomstige kasstromen. Als het pensioensysteem in de beide regelingen verschillend is, is dit de enige passende optie om de gelijkwaardigheid aan te tonen.
Indien gekozen wordt voor de kwalitatieve toets zal doorgaans ook gekeken worden naar de toeslagverlening in de beide regelingen. Indien de jaarlijkse opbouw exact gelijk is, zal de toeslagverlening in de eigen regeling hetzelfde ambitieniveau moeten hebben als die van het pensioenfonds. Bij het vergelijken van de contante waarde van de toekomstige kasstromen zal bij de regeling van het pensioenfonds rekening worden gehouden met de toeslagenambitie van het pensioenfonds. Indien de pensioenregeling van de werkgever is gebaseerd op een premieovereenkomst zal deze beoogde toeslagverlening goedgemaakt moeten worden door een hogere premie-inleg of een hoger beleggingsrendement.
Waardeoverdracht
In bepaalde bedrijfstakken zien we werkgevers die in het verleden een vrijstelling hebben gehad en op enig moment weer gekozen hebben voor aansluiting bij het pensioenfonds. Indien destijds middels een collectieve waardeoverdracht de opgebouwde pensioenaanspraken zijn overgedragen naar het fonds hebben de betreffende werknemers bij deze werkgever enkel te maken met het pensioenfonds. Een toeslag die het pensioenfonds verleent ten laste van zijn dekkingsgraad ziet dan op alle pensioenaanspraken. Indien er geen collectieve waardeoverdracht heeft plaatsgevonden dan hebben de betreffende werknemers bij twee uitvoerders hun pensioenaanspraken opgebouwd en wordt relevant hoe bij beide regelingen de toeslagverlening in de praktijk wordt vormgegeven. En welke eisen het pensioenfonds heeft gesteld bij de aansluiting ten aanzien van de toeslagverlening over de ‘externe’ pensioenaanspraken. Maar zeer zeker ook welke afspraken de werkgever met de werknemers heeft gemaakt over dit onderwerp.
Indien in de pensioenovereenkomst met de werknemers is opgenomen dat op de ‘externe’ pensioenaanspraken dezelfde toeslag zal worden toegekend als het pensioenfonds doet, is de werkgever hieraan gebonden en zal hij de benodigde financiering dienen te verzorgen. Artikel 20 Pensioenwet staat een aanpassing van deze toeslagverlening in de weg. Mogelijk dat een beroep op betalingsonmacht de werkgever nog kan helpen maar hieraan worden door de Pensioenwet strenge eisen gesteld.
Is in de pensioenovereenkomst genoemde toeslagbepaling niet opgenomen dan hebben de betreffende werknemers geen aanspraak op de toeslag en is het feitelijk een discussie tussen werkgever en het pensioenfonds ten aanzien van de financiering. Hoewel de werknemers de belanghebbenden zijn voor de toeslag staan ze in eerste aanleg buiten de discussie inzake de financiering. Tenzij de werkgever in het verleden aan de Ondernemingsraad toezeggingen heeft gedaan dat de toeslag verleend zal worden. Ook kunnen de werknemers aangemerkt worden als direct belanghebbenden bij de tussen het pensioenfonds en de werkgever gesloten uitvoeringsovereenkomst, waardoor de gemaakte financieringsafspraken betekenen dat er daadwerkelijk aanspraak op toeslagverlening bestaat. Of dit in deze situatie ook een verdedigbaar standpunt is, valt wel te bezien.
Eigen regeling
Anders ligt het in de situatie dat de werkgever nog steeds de eigen pensioenregeling uitvoert en niet is aangesloten bij het pensioenfonds. Feitelijk is dan enkel de pensioenovereenkomst met de werknemers van belang. Wat is hierin bepaald ten aanzien van de toeslagverlening? Als het pensioenfonds vrijstelling heeft verleend op basis van een pensioenregeling met een voorwaardelijke toeslagverlening, op basis van bijvoorbeeld de overrente, dan betekent de toeslagverlening door het fonds niet automatisch ook de toeslagverlening door deze werkgever. De gelijkwaardigheid is dan kennelijk aangetoond zonder deze verplichting en de toeslagverlening in de eigen regeling is niet gelijkgetrokken met die van het fonds. Indien in de pensioenovereenkomst wel een verwijzing is gemaakt naar de toeslagverlening door het pensioenfonds is feitelijk sprake van een onvoorwaardelijke toeslagverlening met een voorwaardelijk karakter (hoogte toeslag fonds) en zal de werkgever deze moeten waarmaken.
Conclusie
Diverse (groepen van) werkgevers hebben in de afgelopen periode te maken gekregen met een nota van hun eigen pensioenuitvoerder, of het bedrijfstakpensioenfonds, voor de toeslagverlening per 1 januari 2023 door het pensioenfonds. Deze nota is doorgaans vele malen hoger dan in het verleden. Dit heeft te maken met het feit dat, mede door het versoepelen van de wettelijke regels omtrent toeslagverlening en dekkingsgraad, veel pensioenfondsen vorig jaar besloten een aanzienlijke toeslag toe te kennen aan de deelnemers. Of deze nota ook daadwerkelijk voldaan moet worden, hangt enorm af van de actuele feiten en omstandigheden.
Indien de werknemers een claim op toeslagverlening hebben, staat artikel 20 Pensioenwet eraan in de weg om deze toeslagafspraken te wijzigen. Enkel een beroep op betalingsonmacht biedt de werkgever dan eventueel nog uitkomst. Hebben de werknemers deze claim niet dan gaat de discussie enkel tussen het pensioenfonds en de werkgever en hangt het lot van de werkgever af van de hierbij gemaakte afspraken.
Paul van Ravenzwaaij MPLA is pensioendeskundige en verbonden aan Pellicaan Advocaten.
Deze bijdrage is eerder gepubliceerd op Pensioen Vanmorgen. Met Pensioen Vanmorgen onderbouw je jouw pensioenkennis. Je volgt relevante ontwikkelingen en krijgt nieuwe inzichten door zowel korte als beschouwelijke artikelen. Abonneer je op Pensioen Vanmorgen en ontvang alle ins en outs over pensioenen voor een goed onderbouwd pensioenadvies.
Geef een reactie