Een accountant heeft ten onrechte over diverse jaren geen voorziening opgenomen in de jaarrekening van een vennootschap in de kunststoffen industrie voor een betaling aan tien Duitse banken. De vennootschap stelt de accountant aansprakelijk. De accountant beroept zich op verjaring.
BDO heeft over 1994 tot en met 2005 een goedkeurende accountantsverklaring afgegeven over een commanditaire vennootschap in de kunststoffen industrie (KIVO). KIVO is in 1994 door tien Duitse banken in een procedure voor de rechtbank Haarlem aangesproken tot betaling van in totaal circa € 5.800.000,- ter zake van wissels die volgens deze banken door KIVO zouden zijn getrokken op de Duitse vennootschap Kunstoplast en door dit bedrijf niet waren betaald. De banken halen verhaal op KIVO. BDO heeft over diverse jaren geen voorziening opgenomen in de jaarrekening voor de betaling aan de Duitse banken. Wel is onder het kopje “Niet uit de balans blijkende verplichtingen” in de jaarrekening over deze jaren steeds een passage opgenomen waarin de betaling wordt genoemd.
Verjaring
KIVO stelt BDO aansprakelijk. De accountantsorganisatie verweert zich door te stellen dat de zaak verjaard is. Het hof ’s-Hertogenbosch gaat hierin mee. Volgens het hof was het in de arbitrageprocedure gerichte verwijt aan KIVO dat in 1994 al een voorziening had moeten worden gevormd aan de orde. De vennootschap had volgens het hof in april 2005 voldoende zekerheid dat de schade was veroorzaakt door het tekortschietend of foutief handelen van de accountant van BDO. Al in maart 2005 is er tussen KIVO en haar nieuwe accountant overleg gevoerd over de concept jaarrekening over 2004, waarin de gevolgen van de schikking tussen het bedrijf en de Duitse banken van november 2004 aan de orde zijn gesteld. Ook heeft BDO KIVO geïnformeerd dat het bedrijf de procedure tegen de Duitse banken had verloren en heeft de accountant KIVO verzocht zorg te dragen voor aanzuivering van het eigen vermogen. Aan deze omstandigheden kan naar het oordeel van het hof geen andere conclusie worden ontleend dan dat de vennootschap in elk geval in april 2005 daadwerkelijk bekend was met de gestelde schade en met de persoon die in haar visie daarvoor aansprakelijk was. De verjaringstermijn is dan ook in april 2005 aangevangen, aldus het hof.
Geef een antwoord