
De klant van een accountantskantoor voerde bij het gerechtshof Den Haag onlangs aan dat de accountant de zorgplicht die op haar rust heeft geschonden, door de opdracht niet schriftelijk te bevestigen. Volgens de klant schrijft het tuchtrecht voor dat een accountant een opdracht schriftelijk bevestigt. Omdat de schriftelijke bevestiging ontbreekt, is het volgens de ondernemer aan het accountantskantoor om te onderbouwen dat zij aanspraak kan maken op volledige betaling van twee facturen. De rechtbank had daar eerder over geoordeeld dat de facturen gewoon betaald moeten worden, maar de ondernemer ging daartegen in hoger beroep. De ondernemer vindt het in rekening gebrachte bedrag te hoog, betwist dat het aantal in rekening gebrachte uren nodig was en vindt de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten oneerlijk. Het hof is het echter met de rechtbank eens.
Oordeel hof
Niet in geschil is dat de klant het accountantskantoor opdracht heeft gegeven accountantswerkzaamheden te verrichten. Kern van het geschil is of het accountantskantoor daarvoor een te hoog bedrag in rekening heeft gebracht, enerzijds omdat werkzaamheden in rekening zijn gebracht waarvoor geen opdracht bestond, anderzijds omdat een te hoog tarief is berekend. De grieven lenen zich voor gezamenlijke bespreking.
Uitgangspunt is dat partijen beide in het kader van hun beroep of bedrijf hebben gehandeld. Dat betekent dat de regels die zien op bescherming van consumenten niet van toepassing zijn. Voor zover de ondernemer hier een beroep op doet, wordt dat beroep verworpen.
Schriftelijke opdrachtbevestiging
De ondernemer meent dat het accountantskantoor de zorgplicht die op haar rust heeft geschonden, door de opdracht van de ondernemer aan het accountantskantoor niet schriftelijk te bevestigen. Volgens de ondernemer schrijft het tuchtrecht voor dat een accountant een opdracht schriftelijk bevestigt. Omdat de schriftelijke bevestiging ontbreekt, is het volgens de ondernemer aan het accountantskantoor om te onderbouwen dat zij aanspraak kan maken op volledige betaling van de facturen. Het aantal bestede uren is volgens de ondernemer bovenmatig en de ondernemer heeft er niet mee ingestemd. De ondernemer betwist dat alle in rekening gebrachte werkzaamheden noodzakelijk waren. Zij voert aan dat zij ook nooit toestemming heeft gegeven voor het bijwerken van de administratie tot en met juni 2020. Het accountantskantoor dient te onderbouwen dat de gestelde werkzaamheden zijn verricht en de specificatie daartoe is volgens de ondernemer onvoldoende.
Het accountantskantoor heeft een en ander gemotiveerd weersproken. Er zijn volgens haar geen tuchtrechtelijke regels die schriftelijke bevestiging voorschrijven. Ook uit feiten en omstandigheden kan worden afgeleid dat een overeenkomst van opdracht tot stand is gekomen. Alle werkzaamheden die zij heeft verricht, zijn verricht in het kader van de door de ondernemer verstrekte opdracht. Zij heeft haar werkzaamheden gespecificeerd. Die specificatie is niet gemotiveerd betwist, alles aldus het accountantskantoor.
Overeenkomst van opdracht
Zoals partijen ook onderkennen, moet de rechtsverhouding tussen partijen worden aangemerkt als een overeenkomst van opdracht zoals bedoeld in artikel 7:400 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Een overeenkomst van opdracht kan zowel mondeling als schriftelijk tot stand komen. Eventuele tuchtregels die zouden voorschrijven dat een overeenkomst schriftelijk zou moeten bevestigd, doen aan de rechtsgeldigheid van de overeenkomst niet af. Anders dan de ondernemer lijkt te suggereren, valt dan ook niet in te zien waarom het niet schriftelijk vastleggen van de overeenkomst ertoe zou moeten leiden dat zij niet voor de werkzaamheden zou hoeven te betalen. Het gaat erom wat partijen zijn overeengekomen en wat zij over en weer van elkaar mochten verwachten. Bij de beantwoording van die vraag komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden gelet op hun verklaringen en gedragingen over en weer redelijkerwijs daaraan mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (het zogenoemde “Haviltex-criterium”). Verder geldt dat de accountant zich dient te gedragen als een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot.
Specificatie
Het ligt gelet op de hoofdregel van artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering inderdaad op de weg van het accountantskantoor om te specificeren welke werkzaamheden zij heeft verricht indien de onderemer daarom verzoekt. Vaststaat dat het accountantskantoor bij e-mail van 14 april 2020 aan de ondernemer een specificatie van de facturen van 5 maart 2020 en 7 april 2020 heeft gegeven. Deze specificatie geeft naar het oordeel van het hof voldoende inzicht in de verrichte werkzaamheden.
Ondernemer moet betalen
Het ligt vervolgens op de weg van de ondernemer, als zij van mening is dat het accountantskantoor andere of meer werkzaamheden heeft verricht dan waartoe zij opdracht heeft gegeven, aan de hand van de specificaties van het accountantskantoor, dat zij moet uitleggen welke werkzaamheden ten onrechte in rekening worden gebracht. Uitgaande van het vaststaande feit dat het accountantskantoor in opdracht van de ondernemer werkzaamheden heeft verricht, ligt het op de weg van de ondernemer te concretiseren welke opdracht zij wel aan het accountantskantoor heeft gegeven, als ze zich in de door het accountantskantoor gestelde opdracht niet kan vinden. Dat heeft zij niet (voldoende) gedaan. De niet beargumenteerde betwisting volstaat niet. De enkele stellingen dat de uren bovenmatig waren, dan wel niet noodzakelijk, zijn te vaag. Evenmin heeft de ondernemer geconcretiseerd dat een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot minder tijd zou hebben besteed aan het uitvoeren van de opgedragen werkzaamheden. Pas na een gemotiveerde betwisting van de specificatie door de ondernemer komt het hof toe aan bewijslevering door het accountantskantoor. Die gemotiveerde betwisting ontbreekt. Gelet hierop is het hof van oordeel dat de ondernemer het accountantskantoor moet betalen voor de door het accountantskantoor verrichte werkzaamheden.
Het hof buigt zich vervolgens over de vraag welk bedrag de ondernemer voor de door het accountantskantoor verrichte werkzaamheden moet betalen en komt wat dat betreft tot hetzelfde oordeel als de rechtbank. De ondernemer moet de proceskosten en twee facturen van € 2.864,68 en € 657,03 aan het accountantskantoor betalen.
Geef een reactie