Een registeraccountant wordt verweten dat hij de opdrachtgerichte kwaliteitsbeoordeling (OKB) niet juist heeft uitgevoerd. Hij vindt niet dat hij tuchtrechtelijk aanspreekbaar is, omdat volgens hem de OKB-er uitdrukkelijk geen eindverantwoordelijkheid draagt voor de uiteindelijk afgegeven verklaring of mededeling.
Een groep vennootschappen houdt zich bezig met het beheer en onderhoud van drinkwaterinstallaties en de technische advisering daaromtrent. Een registeraccountant heeft naar aanleiding van de halfjaarcijfers voor elk van de vennootschappen een “beoordelingsverklaring van oordeelonthouding” afgegeven. In de desbetreffende verklaringen is als onderbouwing van de onthouding van conclusie opgenomen de vaststelling dat de projectadministratie respectievelijk de voorraadadministratie onvoldoende geschikt is om de omzet en kostprijs omzet respectievelijk de voorraadwaarde te kunnen beoordelen.
De collega van de registeraccountant, ook RA, had de rol van kwaliteitsbeoordelaar. In die hoedanigheid is hij aanwezig geweest bij een kick off-meeting waarin onder meer de achtergrond van de opdracht en de risico’s zijn besproken. Ook heeft hij het controleplan en de dossiers bekeken. Na afronding van de opdracht heeft de accountant een gesprek gevoerd met zijn collega-accountant over de reden van de onthouding van conclusie in de afgegeven beoordelingsverklaringen.
Deze accountant wordt verweten dat hij de opdrachtgerichte kwaliteitsbeoordeling (OKB) niet juist heeft uitgevoerd.
Gronden van de beslissing
De Accountantskamer is van oordeel dat, nu is vastgesteld dat de door de collega-accountant opgestelde beoordelingsverklaringen, mede gezien de paragrafen 22 en 22A van NV COS 2400 ( zoals deze luidden in 2009) en artikel A-110.2 van de VGC, zonder nader onderzoek niet hadden mogen worden afgegeven en uit de verklaringen van de accountant volgt dat hij in het kader van de OKB met de collega-accountant heeft gesproken over diens afwegingen om de beoordelingsverklaringen in deze vorm af te geven, de accountant ter zake eveneens een tuchtrechtelijk verwijt treft. Immers, indien de opdracht waarop de OKB ziet, onjuist is uitgevoerd, en de betrokken OKB-er kennis heeft van de daarvoor van belang zijnde feiten en omstandigheden, hetgeen in casu het geval was, kan de OKB evenmin goed zijn gedaan.
De accountant had onder deze omstandigheden en te meer nu het doel van de beoordelingsverklaringen hem bekend was, nimmer mogen toestaan dat zijn collega de door hem voorgenomen beoordelingsverklaringen zou afgeven. In ieder geval had de accountant er bij zijn collega op moeten aandringen aanvullende werkzaamheden te verrichten.
Maatregel
De Accountantskamer legt de accountant de maatregel van berisping op.
Geef een reactie