Een besloten vennootschap heeft certificaten verkocht in het kader van een “management buy-in”. De koopsom is door kopers schuldig erkend. In het onderhavige jaar heeft een afwaardering plaatsgevonden. Vraag is of sprake is van een afwaardering van een vordering uit hoofde van een geldlening of van een aanpassing van de koopsom van de certificaten waarop de deelnemingsvrijstelling van toepassing is.
X BV, houdt 1/6e deel van de certificaten in F BV en in F BV. In mei 2008 verkopen de zes certificaathouders ieder 1/8e deel van de certificaten aan H BV, en 1/8e deel van de certificaten aan I BV. De certificaten worden in juli 2008 geleverd. De aandeelhouders van H BV en I BV zijn werknemers van F BV. De koopprijs wordt schuldig gebleven. Verder wordt afgesproken dat het saldo uitstaande leningen per eind 2016 zal worden kwijtgescholden. In 2012 waardeert X BV de vordering die zij op H BV en I BV heeft af. De inspecteur accepteert de aftrek echter niet. Volgens hem is er sprake van een aanpassing van de verkoopprijs.
Meerdere overeenkomsten tot stand gekomen
De Rechtbank oordeelt dat in de overeenkomst van 29 mei 2008 meerdere overeenkomsten tot stand zijn gekomen. In de eerste plaats een overeenkomst betreffende de koop en verkoop van de certificaten tegen een vastgestelde koopprijs. En in de tweede plaats een overeenkomst van geldlening met onder andere eiseres als schuldeiser en H BV en I BV als schuldenaars. Die leningsovereenkomst wordt beheerst door de in artikel 3, onderdelen a tot en met h, van de overeenkomst van 29 mei 2008 genoemde voorwaarden (de zogenoemde ‘lening-condities’). Hiertoe behoort de bepaling in onderdeel c over de kwijtschelding van een eventueel restant van de schuldig erkende som op 31 december 2016. Die kwijtscheldingsbepaling is dus onderdeel van de leningsovereenkomst tussen eiseres enerzijds en H BV en BV I. De bepaling behoort niet tot de overeenkomst tussen diezelfde partijen betreffende de koop en verkoop van de certificaten.
Civielrechtelijk is geen sprake van een (voorlopige) aanpassing van de overeengekomen koopprijs van de certificaten, zoals door verweerder wordt betoogd. Die koopprijs stond vast en heeft tot het moment van kwijting door de verkopers bij de leveringsakte geen wijziging ondergaan.
Ook maakt de inspecteur volgens de rechtbank niet aannemelijk dat er sprake is van een onzakelijke lening. X BV is in het gelijk gesteld.
Geef een reactie