Er komt een overgangsregeling voor 2017 en 2018 zodat (project)eigenaren die voor 1 januari 2017 onomkeerbare financiële verplichtingen zijn aangegaan op basis van gerechtvaardigde verwachtingen over de fiscale aftrek, niet gedupeerd zullen worden door afschaffing van de aftrek voor monumentenpanden.
Dat schrijft minister Bussemaker (OCW) in antwoord op vragen over het Wetsvoorstel Wet fiscale maatregelen rijksmonumenten en scholing.
Gerechtvaardigde verwachting fiscale aftrek
Projecteigenaren die voor 1 januari 2017 een onomkeerbare financiële verplichting zijn aangegaan, krijgen een subsidie vergelijkbaar met de verwachte fiscale teruggave. Om voor deze subsidie in aanmerking te komen, moet een aanvrager in zijn aanvraag aan te tonen dat hij in het investeringsplan van zijn project is uitgegaan van een gerechtvaardigde verwachting op fiscale aftrek. Dit kan hij aantonen door het overleggen van een mededeling van de Belastingdienst/Bureau Monumentenpanden (BBM) over de hoogte van de aftrek. Ook met een offerte van een bank waarbij in de business case is gerekend op een specifiek bedrag van teruggave via de fiscale aftrek kan dit worden aangetoond. De eigenaar komt voor subsidie uit de overgangsregeling in aanmerking wanneer deze zijn plan voor 20 september 2016 bij de Belastingdienst Bureau Monumentenpanden (BBM) heeft ingediend en een mededeling over de potentieel fiscaal aftrekbare kosten heeft ontvangen.
Het zou gaan om circa 400 eigenaren die in 2015 en 2016 de fiscaal aftrekbare kosten hebben laten vaststellen. De bedragen variëren van € 50.000 voor vervanging van kozijnen, tot miljoenen voor de herbestemming tot woning van grote leegstaande monumenten.
D.R. de Jong zegt
Een vraag:
Hoe zit het met eigenaren van monumenten die aan alle criteria voldoen (BBM vóór 30 september et cetera) en financiële verplichtingen zijn aangegaan op basis van de verwachte fiscale aftrekposten, waarbij het plan zo is opgesteld dat de aftrek over meerdere jaren wordt gespreid ? Bijvoorbeeld 1/3 in 2017,2018 én 2019.
Gezien het feit dat de overgangsregeling enkel 2017 en 2018 benoemd zou de monumenteigenaar alsnóg de dupe zijn en niet een ‘vergelijkbare subsidie ontvangen’.
Interpreteer ik de uitspraken van de minister verkeerd, of zie ik hier een tegenstrijdigheid tussen de omschrijving van de omgangsregeling en de toezegging dat ‘ze er niet de dupe van mogen zijn’?