Het gerechtshof in Arnhem heeft geoordeeld dat een schenking op een en/of-rekening behoort tot de (beperkte) gemeenschap van goederen tijdens het huwelijk. Dat kan alleen anders worden als de huwelijkse voorwaarden wijzigen. De Belastingdienst vangt daarmee bot in een zaak waarin een vrouw protesteerde tegen een aanslag schenkbelasting over een bedrag van € 5 miljoen.
Een echtpaar is in september 2008 getrouwd op basis van huwelijkse voorwaarden. Daarin is opgenomen dat een gezamenlijke rekening bij de Rabobank wél tot de huwelijksgemeenschap behoort. Huishoudelijke kosten worden door de man gedragen. Dat blijkt voor hem een peulenschil: hij stort in begin september een bedrag van € 10 miljoen op de gezamenlijke Rabo-rekening. Dat bedrag wordt vervolgens doorgestort op andere bankrekeningen, onder meer om mee te beleggen. Beide echtelieden zijn niet onbemiddeld: de man telt een vermogen van € 150 miljoen, zijn vrouw moet het met € 1 miljoen doen. Eind 2012 overlijdt de man. Erfgenamen zijn zijn vrouw en twee kinderen.
Voltooide vermogensverschuiving
Bij de afhandeling van de nalatenschap ontstaat een verschil van mening met de Belastingdienst: die vindt dat de man met zijn storting van € 10 miljoen een schenking heeft gedaan aan zijn (toen nog) aanstaande vrouw. Die krijgt daarom een aanslag schenkbelasting voor € 5 miljoen. Het gaat om een ‘voltooide vermogensverschuiving ten tijde van het aangaan van het huwelijk ten gevolge waarvan de huwelijkse voorwaarden in werking zijn getreden’, aldus de fiscus. De man heeft met zijn storting civielrechtelijk een vorderingsrecht op de bank heeft verkregen. Door het aangaan van het huwelijk zijn de huwelijkse voorwaarden in werking getreden en is een beperkte gemeenschap ontstaan ten aanzien van het vorderingsrecht op de bank ten bedrage van € 10 miljoen. Er is daardoor een verschuiving van vermogen van de echtgenoot naar de vrouw geweest voor een bedrag van € 5 miljoen, aldus de Belastingdienst.
Haviltex
Het hof haalt de Haviltex-norm aan, die ervan uitgaat dat de vraag hoe het financieel zat tussen beide echtgenoten, niet alleen kan worden beantwoord door middel van een taalkundige uitleg van de huwelijkse voorwaarden. ‘Het komt daarbij ook aan op de zin die de echtelieden over en weer redelijkerwijs aan de door hen gebruikte bewoordingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Een en ander met inachtneming van het huwelijksvermogensrecht.’
Beperkte gemeenschap kan voor specifiek vermogensdeel
Volgens het hof heeft de echtgenoot inderdaad civielrechtelijk een vorderingsrecht op de bank verkregen. Door het huwelijk is er een beperkte gemeenschap van goederen ontstaan en die kan ook betrekking hebben op één specifiek vermogensbestanddeel, vindt het hof. ‘Naar het oordeel van het hof kan uit artikel 2 van de huwelijkse voorwaarden niet worden afgeleid dat het de bedoeling van de echtelieden was een bedrag van € 10 miljoen tot de beperkte gemeenschap te laten behoren; in de huwelijkse voorwaarden is immers geen bedrag vermeld.’
Omvang gemeenschap aan einde niet bekend
Het hof vindt dat geen sprake kan zijn van een – door de fiscus aangenomen – voltooide vermogensverschuiving ten tijde van het huwelijk. ‘Tijdens het huwelijk kan (afgezien van wijziging van de huwelijkse voorwaarden) niet worden overgegaan tot beëindiging van de beperkte gemeenschap. Dat brengt mee dat, zolang de beperkte gemeenschap bestaat, niet bekend is wat de echtelieden aan het einde van de gemeenschap kunnen verdelen. De omvang van de beperkte gemeenschap kan immers aan het einde van de gemeenschap zijn toe- of afgenomen, bijvoorbeeld door goede dan wel slechte beleggingen. Daarvan uitgaande kan ten tijde van het aangaan van het huwelijk geen sprake zijn van een voltooide vermogensverschuiving.’ Partijen zijn het er daarnaast over eens dat, als beiden waren gehuwd in algemene gemeenschap van goederen, geen schenking kan worden aangenomen. ‘Zoals [de vrouw] naar het oordeel van het hof terecht heeft geconcludeerd, zou daarmee niet te verenigen zijn dat, gelet op de vermogens van de echtelieden ten tijde van het aangaan van het huwelijk , wel een schenking zou worden geconstateerd bij het aangaan van een beperkte gemeenschap.’
Uitspraak: ECLI:NL:GHARL:2019:10724
Geef een reactie