De Centrale Raad van Beroep (CRvB) gaat bij het vaststellen van de hoogte van de boete in bijstandszaken niet langer uit van een beslagvrije voet van 90%, maar van 95% van de toepasselijke bijstandsnorm.
De CRvB loopt hiermee vooruit op de inwerkingtreding van de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet. Deze uitspraak heeft tot gevolg dat ook bestuursorganen die een boete opleggen en rechters die zelf een boete vaststellen vanaf nu zullen moeten anticiperen op de invoering van deze wet.
Het geschil
Lagere boete
Vooruitlopen op nieuwe wet
De CRvB heeft in deze oproep aanleiding gezien om vanaf de datum van deze uitspraak, 4 augustus 2020, vooruit te lopen op de nieuwe wet. Daarvoor is van belang dat de invoering van de wet niet om inhoudelijke, maar om praktische en technische redenen is uitgesteld. Verder wordt zo een verschil voorkomen met door gemeenten opgelegde boetes waarbij aan de oproep van de staatsecretaris gehoor is gegeven.
Gevolg van deze uitspraak
Deze uitspraak heeft tot gevolg dat de rechter, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep, vanaf vandaag in bijstandszaken waarin hij zelf de boete vaststelt en waarbij hij rekening moet houden met de financiële omstandigheden (de draagkracht) van de betrokkene, uitgaat van een beslagvrije voet van 95%. Bestuursorganen zoals gemeenten en de Sociale Verzekeringsbank zullen ook vanaf vandaag bij het opleggen van boetes in deze zaken niet langer moeten uitgaan van een beslagvrije voet van 90% maar van 95% van de toepasselijke bijstandsnorm.
Het oordeel van de CRvB is in deze zaak een eindoordeel.
Centrale Raad van Beroep, 4 augustus 2020. Zaaknummer 17/6077 PW e.v., ECLI:NL:CRVB:2020:1525
Geef een reactie