Vormen activiteiten ten aanzien van het ontwikkelen en vermarkten van alcoholvrije cocktails een bron van inkomen? Naar het oordeel van het gerechtshof Amsterdam geven de omstandigheden blijk van het bestaan van een objectieve voordeelsverwachting.
Een vrouw houdt zich bezig met de ontwikkeling van mocktails. Dit zijn alcoholvrije cocktails, bereid uit frisdranken, vruchtensappen, fruit, siropen en andere alcoholvrije ingrediënten. Voor het jaar 2018 geeft zij een verzamelinkomen op van negatief € 3.908 waarin een verlies uit onderneming is opgenomen van € 58.638.
De inspecteur deelt de vrouw echter mee dat hij van plan is van de aangifte af te wijken. Bij het vaststellen van de aanslag wil hij het verlies en de ondernemersaftrek niet in aanmerking nemen. Hij vindt dat er bij het ontwikkelen en vermarkten van de mocktails geen sprake is van een bron van inkomen.
De vrouw gaat in beroep bij de rechtbank Noord-Holland. Die stelt dat van een bron van inkomen sprake is als je met de desbetreffende activiteit deelneemt aan het economische verkeer met het doel daarmee duurzaam positieve opbrengsten te behalen. En je ook redelijkerwijs kan verwachten dat je die opbrengsten behaalt.
Geen duurzaam positieve opbrengsten
De rechtbank beaamt dat de vrouw deelneemt aan het economische verkeer met het doel daarmee winst te behalen. Op de vraag of het behalen van winst ook redelijkerwijs kon worden verwacht, antwoordt de rechtbank dat de vrouw slechts melding heeft gemaakt van tegenslagen en dat zij de desbetreffende activiteiten in de loop van 2021 heeft gestaakt. Daarom is de rechtbank van oordeel dat de vrouw niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt waarom de activiteiten duurzaam positieve opbrengsten zouden opleveren.
De vrouw gaf als argument dat zij in 2018 bezig was met de ontwikkeling van een andere drank dan in 2016. Dit argument vond de rechtbank onvoldoende om aan te nemen dat sprake was van twee verschillende ondernemingen. Van geen van beide dranken is gebleken dat zij daarmee duurzaam positieve opbrengsten zou genereren.
Hof Amsterdam: wél sprake van bron van inkomen
Het hof komt op de vraag of de vrouw van de activiteiten met betrekking tot de zogenoemde Be-Mocktails redelijkerwijs voordeel kon verwachten, en op die grond sprake is van winst uit een door haar gedreven onderneming, tot een andere afweging dan de rechtbank. Het hof concludeert, in tegenstelling tot de rechtbank, dat er wél sprake is van een bron van inkomen. Volgens het hof vallen inkomensbestedende activiteiten buiten het fiscale inkomensbegrip, ook al zouden zij enige opbrengst genereren. Activiteiten die winstpotentie hebben, ook al wordt er vooralsnog verlies geleden, behoren wel daartoe.
Marktonderzoek en businessplan
Als toelichting wees het hof op het door de vrouw ingestelde marktonderzoek waarin zij onderzocht welk land als start-up de meest belovende markt is. Ook weest het hof op het door de vrouw opgestelde businessplan voor de nieuwe drank met onder meer analyses van financieringsbehoefte, omzetdoelstelling en inkoopprognose en ook een exploitatiebegroting. Dat de vrouw in een latere fase steun zocht en vond bij een ondernemer met de nodige ervaring bij het op de markt brengen van een nieuwe drank ziet het hof ook als een pré. Hieruit maakt het hof op dat de vrouw op een gestructureerde wijze een duidelijke visie had op het ontwikkelen en vermarkten van een nieuwe alcoholvrije drank.
Steun en subsidie
Een eerder in 2016 ontwikkelde alcoholvrije drank is door de vrouw vanwege de hoge prijs en de korte houdbaarheid niet op de markt gebracht. Daarna is de vrouw een heel ander type alcoholvrije drank gaan ontwikkelen en vermarkten. Bij het zoeken naar mogelijk afzetmarkten voor de nieuwe drank heeft ze veel steun gekregen van de eerder genoemde ondernemer die met zijn bedrijf al veel ervaring had met het succesvol op de markt brengen van verschillende dranken. Deze ondernemer gaf haar niet alleen adviezen, maar ook financiële hulp bij opslag van voorraden en bij de introductie op een foodbeurs in Frankrijk. Beide hadden het plan om hun samenwerking na 2019 te intensiveren. De vrouw zou dan de marketing en sales van het product voor haar rekening nemen en de ondernemer de distributie.
Naast de ondernemer zag blijkbaar ook Foodvalley wel brood in het door de vrouw ontwikkelde product. Zij kenden een subsidie van € 12.000 aan de vrouw toe. RVO gaf ondersteuning bij het marktonderzoek. Dit geeft volgens het hof aan dat de dienst kennelijk reële potentie in het product van de vrouw zag.
Objectieve voordeelsverwachting.
Deze omstandigheden geven naar het oordeel van het hof wel degelijk blijk van het bestaan van een objectieve voordeelsverwachting. Het was immers niet alleen de subjectieve verwachting van de vrouw dat ze voordeel kon behalen met het drankje. Er waren ook voldoende anderen die daar perspectief in zagen.
Door de coronapandemie werden het verdere vermarkten van het product en een ophanden zijnde uitbreiding van de samenwerking noodgedwongen afgebroken. Maar dat kan je de vrouw moeilijk verwijten, aldus het hof. Algemeen bekend is dat die pandemie ook veel bestaande ondernemers werkzaam in de horeca in zware problemen heeft gebracht.
Dat de vrouw al sinds 2016 geen positief resultaat heeft behaald bij een eerder ontwikkeld drankje dat alleen maar verlies opleverde, kan worden gezien als een andere activiteit. Dat maakt niet dat geen sprake zou kunnen zijn van redelijkerwijs in de toekomst te verwachten voordelen, aldus het gerechtshof Amsterdam. Volgens het hof kun je ook niet stellen dat de activiteiten van de vrouw voorzienbaar blijvend verliesgevend zijn.
Het hoger beroep van de vrouw slaagt. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd en de aanslag IB/PVV 2018 vastgesteld conform de aangifte.
Geef een reactie