Het is onder voorwaarden mogelijk om een opleiding te volgen op kosten van het UWV. Personen die daarvoor in aanmerking komen, ontvangen een uitkering vanuit de WAO, WAZ, Wajong, Wet WIA, WW of ZW en hebben recht op arbeidsondersteuning door de uitvoeringsorganisatie. Welke voorwaarden heeft het UWV gesteld?
Voor iemand met een WIA-uitkering geldt op grond van artikel 34 wet WIA in combinatie met de Beleidsregels scholing UWV 2021 dat het mogelijk is om een opleiding te doen waarvan het UWV de kosten betaalt. Daarvoor moet de betreffende persoon aan de volgende drie voorwaarden voldoen:
- hij/zij krijgt een WGA-uitkering van het UWV;
- de (ex-)werkgever is geen WGA-eigenrisicodrager; en
- het volgen van een opleiding is noodzakelijk.
Vanuit de Beleidsregels scholing UWV is er sprake van ‘noodzaak tot het volgen van een scholing’ als: 1) de scholing arbeidsmarktrelevant is; én 2) de scholing maximaal één jaar duurt; en 3) de uitkeringsgerechtigde schoolbaar is. Hierna volgt een toelichting op arbeidsmarktrelevante scholing en wordt verduidelijkt op welke wijze het UWV toetst of een uitkeringsgerechtigde schoolbaar is. In de aansluitende casus staat het scholingsverzoek van een uitkeringsgerechtigde voormalig piloot centraal, waarbij de factor arbeidsmarktrelevantie extra gewicht in de schaal legt.
Arbeidsmarktrelevante scholing
Wat maakt een scholing arbeidsmarktrelevant? Volgens het UWV is dat het geval als aan een van de navolgende vereisten is voldaan:
- Er is sprake van een baanintentie of baangarantie. Die moet blijken uit de verklaring of arbeidsovereenkomst die de werkgever en de uitkeringsgerechtigde hebben ondertekend, of de werkgever moet een mondelinge verklaring geven. Dit houdt in dat de werkgever moet aangeven dat hij van plan is om de uitkeringsgerechtigde na het behalen van het certificaat of diploma een dienstbetrekking aan te bieden. De dienstbetrekking moet dan uiterlijk starten op de eerste dag van de maand die direct volgt op de maand waarin de uitkeringsgerechtigde de scholing met een diploma of certificaat heeft afgerond. De omvang van de dienstbetrekking bedraagt minimaal hetzelfde aantal uren per week als de wekelijkse studiebelasting van de scholing en duurt minimaal 6 maanden.
- De uitkeringsgerechtigde kan na het volgen van de scholing een door het UWV vastgesteld kansrijk beroep vervullen.
- De uitkeringsgerechtigde maakt naar genoegen van het UWV inzichtelijk dat hij met het behalen van het certificaat of diploma een reële kans heeft: a) op werk in dienstbetrekking; of b) om als zelfstandig ondernemer in zijn levensonderhoud te kunnen voorzien. De uitkeringsgerechtigde moet inzichtelijk maken tot welk (zelfstandig) beroep of functie de scholing opleidt. Wil de uitkeringsgerechtigde in een dienstbetrekking gaan werken? Dan geeft hij inzicht in de vacatures die hij na het afronden van zijn scholing kan vervullen. Wil de uitkeringsgerechtigde als zelfstandig ondernemer gaan werken? Dan zal hij inzichtelijk moeten maken op welke wijze hij na het volgen van de scholing als zelfstandig ondernemer in zijn onderhoud kan voorzien.
Schoolbaarheid uitkeringsgerechtigde
Het UWV toetst ook of de uitkeringsgerechtigde schoolbaar is. Dat doet de uitvoeringsorganisatie aan de hand van de navolgende, cumulatieve criteria:
- de cognitieve vaardigheden: voldoet de uitkeringsgerechtigde aan de formele instroomeisen die het opleidingsinstituut stelt aan personen die de scholing willen gaan volgen?;
- de belasting en de belastbaarheid: is de uitkeringsgerechtigde gemotiveerd én is hij/zij zowel fysiek als mentaal voldoende belastbaar om de scholing met goed gevolg af te kunnen ronden én om de functie of het beroep uit te voeren, waar de scholing voor opleidt?;
- de persoonlijke omstandigheden: zijn de persoonlijke omstandigheden van de uitkeringsgerechtigde zodanig dat hij/zij in staat is om de scholing met goed gevolg af te kunnen ronden?
Casus voormalig piloot
Aan de Centrale Raad van Beroep (CRvB) werd een casus voorgelegd, waarin het nog ging om de Beleidsregels scholing 2016. De casus spitst zich toe op een werknemer die graag weer wilde gaan werken als piloot. Om dat te kunnen doen, moest hij weer scholing gaan volgen. De beoogde opleiding hiertoe kost € 12.450 exclusief btw. Betrokkene heeft daarbij gemeld dat er ook een opleiding met baangarantie is, maar dat de kosten daarvoor rond de € 40.000 zijn. Het UWV had die aanvraag onder meer afgewezen, omdat de kosten hoger waren dan € 5.000. Volgens de CRvB is dit geen reden om een scholingsverzoek af te wijzen, maar de zaak is hiermee voor betrokkene nog niet gewonnen…
Argument arbeidsmarktrelevantie
De CRvB verwijst namelijk naar de toelichting bij artikel 3 ‘Arbeidsmarktrelevantie’ van de Beleidsregels. Daarin is vermeld dat als de uitkeringsgerechtigde al over een voldoende opleidingsniveau beschikt, het UWV ervan uitgaat dat de uitkeringsgerechtigde al een reële kans heeft om met dit opleidingsniveau aan het werk te gaan. Met een voltooide vwo-opleiding en de propedeuse Fiscale Economie heeft betrokkene al een hoog opleidingsniveau – en daarmee geen grote afstand van de arbeidsmarkt.
Daarbij geldt dat in de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 34 Wet WIA is vermeld dat voorop staat dat de kortste weg naar werk moet worden gekozen. Dit is het kader waarbinnen het UWV – in samenspraak met de betrokkene – zoekt naar de mogelijkheden en het UWV de afweging omtrent ondersteuning maakt. Dit betekent dat de betrokkene niet automatisch recht heeft op een specifiek re-integratietraject of op een bepaalde, specifieke voorziening of werkplekaanpassing. De specifieke situatie van betrokkene maakt niet dat het UWV zijn aanvraag daarom anders moet beoordelen. Kortom, de Beleidsregels zijn dus niet bedoeld om de meest wenselijk geachte scholing te bekostigen voor de uitkeringsgerechtigde.
Mr. Monique van de Graaf is als juridisch adviseur arbeidsrecht en sociale zekerheid en trainer verbonden aan Fiscount.
Geef een reactie