Het geschil draaide om een factuur die de boekhouder aan de ondernemer stuurde voor vermeende meerwerkzaamheden. De ondernemer weigerde deze te betalen, en stelde dat er een vaste prijsafspraak was gemaakt. De zaak mondde uit in een juridische strijd waarbij de ondernemer grotendeels in het gelijk wordt gesteld.
Achtergrond van het geschil
Het administratiekantoor verzorgde sinds 2018 de jaarrekeningen van de onderneming en haar werkmaatschappij. Beide partijen waren overeengekomen dat de werkzaamheden jaarlijks tegen een vast tarief zouden worden uitgevoerd. Dit vaste tarief werd ook vermeld in diverse documenten, waaronder een aanbiedingsbrief uit 2018 en facturen die specifiek benadrukten dat alle administratieve en fiscale werkzaamheden onder één pakket en tarief vielen.
In oktober 2022 stuurde het administratiekantoor een factuur voor meerwerkzaamheden met betrekking tot de jaarrekening van 2021. De ondernemer betwistte deze factuur en wees erop dat er geen sprake was van voorafgaand overleg over meerwerk, wat volgens de overeenkomst vereist was. Het administratiekantoor staakte daarop de werkzaamheden. De ondernemer concludeerde dat de boekhouder de werkzaamheden voor 2021 en 2022 niet naar behoren had uitgevoerd en schakelde een ander kantoor in om deze taken te voltooien. Daarop vorderde de ondernemer een schadevergoeding van € 8.731,37 voor de extra gemaakte kosten.
Vaste prijsafspraak bevestigd
Het administratiekantoor voerde aan dat het zijn werkzaamheden mocht opschorten vanwege de onbetaalde meerwerkfactuur. De rechtbank verwerpt dit standpunt echter.
De kantonrechter overweegt onder meer dat tussen partijen een geschil bestaat over de vraag of de algemene voorwaarden rechtsgeldig zijn overeengekomen. Dit punt kan echter in het midden blijven, omdat zelfs als de voorwaarden van toepassing zouden zijn, dit de boekhouder niet zou helpen. Uit de feiten blijkt namelijk niet dat de boekhouder voorafgaand aan de werkzaamheden aan de onderneming heeft laten weten hoeveel tijd zij dacht nodig te hebben, wat de verwachte kosten waren, en in hoeverre er sprake zou zijn van een budgetoverschrijding.
De boekhouder wijst nog op een e-mail die zij op 5 oktober 2022 aan de onderneming heeft gestuurd. In deze e-mail wordt echter duidelijk dat de additionele werkzaamheden toen al waren uitgevoerd. De e-mail luidt:
“Door inmiddels verrichte additionele werkzaamheden – en nog te verrichten werkzaamheden aan dit dossier – is er echter meerwerk ontstaan.”
Niet voldaan aan eigen voorwaarden
De kantonrechter overweegt vervolgens dat, los van de discussie over de vraag of het meerwerk buiten de vaste prijsafspraak valt, de boekhouder niet heeft voldaan aan haar eigen voorwaarden. Het was haar daarom niet toegestaan om een meerwerkfactuur achteraf in rekening te brengen bij de onderneming. De kantonrechter begrijpt dat de onderneming de indruk heeft gekregen dat de eerder geschrapte tariefsverhoging op deze manier alsnog werd doorberekend.
De boekhouder heeft hiertegen ingebracht dat “het gewoon niet uit kon” vanwege een overschrijding van de uren in verhouding tot het tarief. Dit betreft echter een interne berekening, die – gelet op de vaste prijsafspraak – niet zonder meer op de onderneming mag worden afgewenteld. Het beroep van de boekhouder op een “redelijk loon” en vergoeding van onkosten verandert dit niet. De boekhouder heeft immers betaald gekregen voor de werkzaamheden volgens de afspraken die zij zelf met de onderneming heeft gemaakt. Als deze afspraken niet rendabel blijken, zal de boekhouder voor een volgend jaar nieuwe en andere afspraken moeten maken.
Dit alles betekent dat de boekhouder – na de vervolgens tussen partijen ontstane discussie hierover – ten onrechte haar werkzaamheden voor de onderneming heeft opgeschort en dat zij is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de overeenkomst, luidt het oordeel van de rechtbank.
Schadevergoeding en redelijkheid
De rechtbank beoordeelde de schadeclaim van de ondernemer. De vervangende werkzaamheden door een derde partij kostten € 5.100 exclusief btw, waarvan een deel werd verrekend met een openstaande betaling aan het administratiekantoor. Dit resulteerde in een toegekende schadevergoeding van € 4.456,87. Het administratiekantoor voerde nog aan dat de ondernemer zijn schadebeperkingsplicht had geschonden door geen goedkopere oplossing te zoeken, maar ook dit argument werd verworpen.
Geef een reactie