In de uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 11 februari 2021 werd echter helder geoordeeld dat alle uitgaven van één belastingplichtige als een homogene populatie moeten worden beschouwd, ongeacht of het gaat om loonbetalingen of overige kosten. Over dit onderwerp is door Cees Buitenhuis RA in het artikel “Homogeniteit van de populatie bij toepassing van de geldsteekproef” besproken, zie WFR 2022/8. Daarmee is de homogeniteitsdiscussie grotendeels beslecht.
Afbakenen deelpopulaties
In plaats van te discussiëren over homogeniteit, is het zinvoller om te kijken of de Belastingdienst de steekproef op de juiste wijze heeft opgezet, rekening houdend met de specifieke situatie van belastingplichtige. In de praktijk wordt bij de controleaanpak uitgegaan van de entiteit – bijvoorbeeld een Holding met meerdere werkmaatschappijen – als één te controleren organisatie. Dat uitgangspunt is echter slechts geldig wanneer die entiteit ook daadwerkelijk als één samenhangend geheel functioneert, zowel administratief als fiscaal.
In veel gevallen bestaat een organisatie uit meerdere onderdelen die elk:
- een eigen administratie voeren,
- eigen verantwoordelijken hebben voor de financiële verslaglegging,
- of zelfs zelfstandig belastingaangifte doen (bijvoorbeeld voor de btw of loonheffingen).
Wanneer die verschillen aanwezig zijn, mag de controleur niet zonder meer één steekproef trekken over alle uitgaven van de entiteit. Hij moet dan eerst beoordelen of elk onderdeel afzonderlijk moet worden beschouwd als een zelfstandige organisatie voor de toepassing van de steekproef. Deze zelfstandige onderdelen noem ik hierna subentiteiten. In de praktijk zien wij dat de controleur deze werkwijze niet altijd toepast, wat verstrekkende gevolgen kan hebben bij de evaluatie van de steekproef. Het is dus van belang voor belastingplichtige en zijn/haar adviseur om al bij de start van het onderzoek de juiste organisatorische afbakening bespreken.
Gelaagde opzet van de steekproef
Voor de hele entiteit als geheel wordt de materialiteit – in casu de nauwkeurigheid van de controle – doorgaans vastgesteld op basis van de totale Nederlandse omzet. Maar wanneer er in feite meerdere zelfstandig functionerende subentiteiten zijn, dient daarnaast per subentiteit een eigen – doorgaans lagere – materialiteit worden vastgesteld.
De Belastingdienst zou in dat geval de steekproef gelaagd moeten uitvoeren:
- Eerst per subentiteit, op basis van de eigen materialiteit, een steekproef trekken.
- Vervolgens uit die deelpopulaties een klassieke steekproef samenstellen op entiteitsniveau, conform de gebruikelijke controleaanpak.
De klassieke steekproef is de steekproef die conform de CAB methodiek geldt voor de entiteit.
Evaluatie gelaagde steekproeven
Bij de klassieke steekproef zonder afbakening wordt elke gevonden fout geëxtrapoleerd naar de totale populatie. De verwachte fout bepaalt dan de correctie in de aangifte.
Wanneer echter vooraf is gewerkt met deelpopulaties, kan de Belastingdienst gericht vervolgonderzoek doen binnen de specifieke subentiteit waarin de fout is aangetroffen. Een belangrijk bijkomend voordeel van deze aanpak is dat ook de tegenbewijsregeling selectiever kan worden toegepast: alleen op die deelpopulaties die niet konden worden goedgekeurd, in plaats van op de hele entiteit. In de praktijk blijkt dat deze aanpak regelmatig alsnog leidt tot goedkeuring van de betrokken deelpopulatie, omdat de fout binnen dat onderdeel niet materieel is ten opzichte van de totale entiteit.
Conclusie
De discussie over homogeniteit bij fiscale steekproeven is eigenlijk achterhaald: de rechtspraak heeft duidelijk gemaakt dat alle uitgaven van één belastingplichtige als één homogene populatie worden beschouwd. De echte aandacht hoort te liggen bij de afbakening van de organisatie waarop de steekproef wordt toegepast.
In de praktijk zien we vaak dat een entiteit meerdere onderdelen kent met een eigen administratie, verantwoordelijken of fiscale positie. In zulke gevallen kan de Belastingdienst niet volstaan met één enkele steekproef. Een gelaagde steekproefopzet voorkomt onterechte extrapolatie van fouten en maakt een gerichtere, eerlijkere evaluatie van deelpopulaties mogelijk.
Twijfelt u of de Belastingdienst in uw geval de juiste aanpak hanteert? Laat dit tijdig beoordelen. Een juiste organisatorische afbakening aan het begin van het onderzoek kan veel discussie en correcties achteraf voorkomen.
Willem Veldhuizen RE RTAP van Taxsample is statistical auditor en Tax Data Scientist. Zijn specialisme ligt op het snijvlak van IT-audit, belastingen, data-analyse en statistische steekproeven.
Meer weten? Volg de cursus Steekproeven door de Belastingdienst in de praktijk



Geef een reactie