Moties tegen OOB-status woningcorporaties en pensioenfondsen

In juni maakte minister Dijsselbloem van Financiën zijn plannen bekend om ook (het merendeel van de) woningcorporaties, netbeheerders, grote pensioenfondsen en grote instellingen voor het wetenschapsbeleid aan te merken als OOB’s. Met de OOB-status worden strengere eisen gesteld aan de accountants die bij deze instellingen de jaarrekening controleren. 

Aukje de Vries heeft een motie ingediend om woningcorporaties niet de status van OOB-organsiatie te geven. Volgens de Vries moet gewaakt worden voor onevenredig hoge lasten die gepaard gaan met het wettelijk toekennen van de kwalificatie OOB. Ook is in de governancecode voor corporaties al sprake van kantoorroulatie, omdat is afgesproken dat de externe accountant voor een periode van maximaal acht jaar wordt benoemd. Een ander argument van de Vries en haar mede-indieners Wouter Koolmees (D66) en Erik Ronnes (CDA) is dat Dijsselbloem zelf heeft aangegeven dat nog gekeken moet worden naar de proportionaliteit. Tevens vinden de indieners dat het wenselijk is de OOB-status te beperken tot organisaties van een substantiële omvang. Gezien deze argumenten verzoeken de Vries, Koolmees en Ronnes de regering, kleine woningcorporaties niet aan te merken als OOB en voor de grens aan te sluiten bij het Besluit Toegelaten Instellingen Volkshuisvesting (BTIV) ofwel 2.500 verhuureenheden.

Naast de motie voor woningcorporaties heeft de Vries ook een motie ingediend om pensioenfondsen niet aan te merken als OOB-organisaties. Zij constateert dat de accountantscontrole van pensioenfondsen al verplicht is en wordt aangemerkt als wettelijke controle in de zin van de Wet toezicht accountantskantoren (Wta). Tevens gheet zij aan dat de toegevoegde waarde van de OOB-status en de extra kosten niet duidelijk zijn. Ook is het volgens de Vries niet wenselijk pensioenfondsen zomaar op één lijn te stellen met en te behandelen als verzekeraars, aangezien er heel andere regelgeving geldt.