Een registeraccountant heeft volgens het Bureau Financieel Toezicht (BFT) een overtreding van de Wwft begaan door onvoldoende cliëntenonderzoek te doen en door het niet melden van een ongebruikelijke transactie.
De accountant had tussen 1997 en 2007 samen met vier partners een accountants- en belastingadviesbureau. Dit kantoor is in 2007 verkocht. In 2009 heeft de registeraccountant een aantal van met name zijn reeds bestaande klanten terug- c.q. overgenomen en is wederom een accountantskantoor begonnen.
Het BFT heeft in het kader van zijn toezichthoudende taak op grond van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme een onderzoek ingesteld bij het kantoor van de accountant. Doel van het onderzoek was om vast te stellen of het kantoor de verplichtingen ingevolge de Wwft heeft nageleefd. Er zijn 6 cliëntdossiers inhoudelijk beoordeeld.
Klacht
Het BFT heeft in een van de dossiers geconstateerd dat de RA geen duidelijkheid kon verschaffen over de herkomst van een drietal uit het buitenland ontvangen leningen en heeft de leningen niet gemeld als ongebruikelijke transactie, terwijl het gaat om 1) gelden die uit landen kunnen komen die ten tijde van de transacties op de ‘high risk and non-cooperative jurisdictions’ lijst van de FATF stonden, 2) afkomstig zijn uit onbekende bronnen, en 3) onder voorwaarden die niet gebruikelijk/zakelijk zijn, aldus het rapport.
Tevens heeft het BFT in een dossier over een vastgoedonderneming een overtreding van de Wwft inzake het cliëntonderzoek geconstateerd, omdat de RA de identiteit van de uiteindelijk belanghebbenden (hierna: UBO’s), niet voorafgaand aan de dienstverlening heeft geverifieerd. Daarnaast is volgens het rapport de RA door het antedateren en manipuleren van stukken aangaande de verificatie van de UBO’s niet eerlijk en oprecht opgetreden.
Gronden van de beslissing
De Accountantskamer stelt vast dat het BFT de verklaringen van de accountant niet gemotiveerd heeft betwist, maar het standpunt handhaaft dat deze omstandigheden onvoldoende waren om de leningen niet als ongebruikelijke transacties aan te merken en als zodanig niet te melden bij FIU-NL en bij de cliënt niet nader cliëntonderzoek te doen. De Accountantskamer onderschrijft het standpunt van het BFT dat het ontbreken van de adres- en woonplaatsgegevens van de geldverstrekkers in de leningdocumentatie, het niet stellen van zekerheden, het niet rekenen van rente, onbekendheid van de bronnen van de uitgeleende gelden, en de mogelijkheid dat die gelden afkomstig zijn uit landen die (deels) niet of niet adequaat voldoen aan de aanbevelingen van de FATF en die, ten tijde van de transacties, op de ‘high risk and non-cooperative jurisdictions’ lijst van de FATF stonden aanwijzingen kunnen zijn dat sprake is van ongebruikelijke transacties die op grond van artikel 16 Wwft moeten worden gemeld bij FIU-NL.
De Accountantskamer is echter van oordeel dat de door het BFT geschetste factoren niet zonder meer tot de conclusie moeten leiden dat sprake is van ongebruikelijke transacties. De accountant kende de betrokken partijen al jaren en wist dat de broers regelmatig zaken met elkaar deden en dat er al eerder leningen waren verstrekt. De conclusie dat er bij het verstrekken van de leningen door de heren geen aanwijzingen voor waren dat sprake was van witwassen (of financiering van terrorisme) heeft de accountant in de door hem geschetste omstandigheden dan ook in redelijkheid kunnen trekken. Het feit dat bij het verstrekken van de leningen geen rente werd berekend hoefde de RA in dit geval niet tot een ander oordeel te brengen, gelet op de familieband en hetgeen de RA naar voren heeft gebracht over het (niet) rekenen van rente in de islamitische cultuur.
De Accountantskamer verklaart deze klacht ongegrond.
Antedateren identiteitspapieren
Bij het identificeren van twee personen heeft de RA op twee rijbewijzen de mededeling “Geverifieerd” gezet met als vermelding de datum van 31 januari 2010. De accountant kan zich niet meer herinneren wat hem indertijd bewogen heeft om deze aantekening op de rijbewijzen te maken. Wellicht is de datum bedoeld geweest als een verwijzing naar de datum waarop de permanente dossiers zijn aangemaakt. Wat hij wel weet is dat hij niet de opzet heeft gehad te antedateren.
De Accountantskamer merkt op dat vaststaat dat de accountant de identiteitspapieren niet op 31 januari 2010 kan hebben getekend, aangezien de afgiftedata van de rijbewijzen van na die datum zijn. Naar het oordeel van de Accountantskamer kan niet worden uitgesloten dat de RA later heeft gezien dat de stukken niet getekend waren en dat hij de datum van het opmaken van het dossier er op dat moment op heeft gezet, zonder erbij stil te staan of die stukken er op die aanmaakdatum wel al waren. Gezien alle omstandigheden van het geval acht de Accountantskamer het niet onaannemelijk dat de accountant met deze naderhand getekende verklaring niet bewust heeft willen antedateren. De werkwijze van accountant moet wel, ten minste, worden gekwalificeerd als een slordigheid. De RA heeft volgens de Accountantskamer hiermee onzorgvuldig gehandeld, zodat de klacht in zoverre gegrond is.
Maatregel
Van een accountant mag worden verwacht dat hij bij de samenstelling van zijn cliëntendossiers een hoge mate van zorgvuldigheid betracht. Aan die maatstaf heeft de accountant niet voldaan. De Accountantskamer acht in deze klachtzaak de maatregel van waarschuwing passend en geboden.
Procedurenummer 16/6 Wtra AK
Geef een antwoord