Een ondernemer die schadevergoeding eiste wegens ten onrechte misgelopen ondersteuning bij de nieuwbouw van een aantal schepen, is in hoger beroep gedeeltelijk in het gelijk gesteld. De accountant zou niet adequaat op kritiek hebben gereageerd en krijgt daarvoor nu een waarschuwing.
Afwijzing subsidieaanvraag
Een scheepvaartondernemer had subsidie aangevraagd voor de bouw van zes nieuwe schepen in 2004/2005 op grond van de Tijdelijke regeling ordersteun scheepsnieuwbouw (TROS-regeling). Bij uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven werd deze in maart 2013 (met terugwerkende kracht) afgewezen. De RA stelde op verzoek van de minister een onderbouwd conceptrapport op. Na de nodige toelichtingen van beide zijden, werd in het definitieve rapport de conclusie getrokken dat het voor de ondernemer, ook met de subsidie, op dat moment nagenoeg onmogelijk zou zijn geweest om de bouw van zes schepen te kunnen financieren.
Onvoldoende toelichting
Volgens de Accountantskamer had de RA in zijn conceptrapport echter onvoldoende toegelicht dat over de winst van de scheepswerf vennootschapsbelasting moet worden betaald en dat dit ertoe leidt dat deze vennootschapsbelasting (al dan niet direct verschuldigd) niet kan worden geacht deel uit te maken van het risicodragend vermogen. De twijfel van de ondernemer werd daardoor niet voldoende weerlegd. Bovendien liet hij een groot deel van de kanttekeningen die de ondernemer stelde, ten onrechte onbesproken.
Eindconclusie niet onjuist
De RA ging hiertegen in hoger beroep, maar dat mocht niet baten. Het College vond de eindconclusie van het rapport niet onjuist, maar oordeelde wel dat de RA niet adequaat is ingegaan op de kritiek van de ondernemer. Daarmee heeft de RA niet gehandeld in overeenstemming met hetgeen op grond van de gedrags- en beroepsregels van hem mag worden verlangd.
Waar de Accountantskamer een berisping oplegde, acht het College een waarschuwing echter beter passend.
Geef een reactie