ZZP’ers met een middeninkomen moeten na hun pensionering naar verwachting grote stappen terug doen, tot wel de helft van hun inkomen. In andere inkomensgroepen zijn de verschillen tussen zelfstandige eenpitters en werknemers aanzienlijk kleiner.
Dat is een van de uitkomsten van nieuw wetenschappelijk onderzoek naar zelfstandigen zonder personeel en hun pensioensituatie, door onder anderen de Leidse hoogleraar Toegepaste Economie/Bijzonder Hoogleraar Sociale Zekerheid en tevens voorzitter van de SER-commissie Toekomst Pensioenstelsel. De uitkomsten van het onderzoek wordt op 15 juni gepubliceerd in het economenvakblad ESB. Het beeld van de toekomstige pensioensituatie van zelfstandigen zonder personeel, afgezet tegen dat van collega’s in loondienst, was tot nog toe voornamelijk gebaseerd op aannames. Het onderzoek laat zien dat er veel variatie is, net zoals overigens bij werknemers het geval is. De onderzoekers hebben, om het verwachte inkomen na pensionering van de huidige groep ZZP’ers te berekenen, gekeken naar AOW, aanvullende collectieve pensioenen, vrijwillige pensioenregeling, spaargeld en vermogen dat in het eigen huis zit. Vervolgens hebben zij dat afgezet tegen een gemiddeld inkomen. Een pensioen van 70% van het gemiddelde brutoloon wordt beoordeeld als een ‘goed pensioen’.
Compensatie
ZZP’ers blijken het ontbreken van een verplicht pensioen wel degelijk gedeeltelijk te compenseren. Ze hebben vaak spaargeld en/of een eigen woning. Daarnaast hebben veel ZZP’ers in een eerdere fase van hun carrière als werknemer pensioen opgebouwd in de tweede pijler. Bij elkaar is dit vaak niet afdoende, aldus de onderzoekers. Van de ZZP-huishoudens haalt volgens hen 43% de drempel van 70% van het bruto-inkomen niet. Bij werknemers is dat veel minder vaak, namelijk bij 31%. Het grootste verschil tussen werknemers en ZZP’ers wordt gevonden bij huishoudens met een middeninkomen van tussen de €32.000 en €53.000. Meer dan de helft van de ZZP-huishoudens in deze groep bouwt onvoldoende pensioen op. Van de werknemers in deze inkomensgroep haalt een derde de drempel van 70% niet, zij gaan er bovendien minder hard op achteruit dan de ZZP’ers. Ook in de hoogste inkomensgroepen (meer dan €53.000) gaan ZZP’ers er vaker op achteruit dan werknemers. De verschillen zijn minder groot dan bij de middeninkomens. Huishoudens met de laagste inkomens, zelfstandig of in loondienst, zitten vlot boven de 70% van het brutoloon. In de meeste gevallen is AOW voor hen al voldoende om de drempel te halen.
Dat een ZZP’er er na zijn pensioen sterk achteruitgaat in zijn inkomen is een iets waar ik mijn ZZP klanten al in een vroeg stadium voor waarschuw. Veel ZZP’ers gaan nadat ze voor zich zelf gaan beginnen er al snel netto 50% netto meer verdienen. Ze vergeten hierbij dat een groot deel van deze meer verdiensten de premies zijn die hun vorige werkgever voor hun betaalde voor pensioen en arbeidsongeschiktheid. Ik reken ze altijd voor hoeveel ze moeten sparen voor hun pensioen. De meeste schrikken hier zo van dat ze maar besluiten om niets te doen. Ook geef ik ze aan om dan in ieder geval minimaal een bedrag op zij te zetten wat gelijk is aan de premie die de werkgever daar voor hun vroeger afdroeg. Ook dat gebeurt meestal niet.