Als ik iets heb overgehouden aan het afgelopen jaar, waarin ik werkte aan het boek Artikel 5, over de beroepseer van de accountant, is het wel dat jullie soms voor schier onmogelijke opdrachten staan. Dat jullie daarbij rekening moeten houden met Jan en Alleman. En dat jullie voor het karretje worden gespannen wanneer opportuun, en voor het hekje gebracht als een en ander uiteindelijk wat nadelig uitpakt voor deze of gene.
In het boek beogen we het beeld van de ‘ontsokkeling’ van de betrouwbare accountant te nuanceren, door dieper in te gaan op ontwikkelingen, waarbij we, schrik niet, zelfs bij Napoleon terecht komen en het begrip ‘noblesse oblige’. Mijn aandeel bestond onder andere uit het afnemen en uitwerken van 25 interviews met praktiserende accountants – alle variëteiten – ter voorbereiding van een enquête die uiteindelijk uitgezet is onder 3.000 openbaar accountants. Ik geef jullie drie voorbeelden van wat ik heb ondervonden.
Leren versus juridisering
De reden dat ik in de inleiding wat omfloerst ben als ‘een en ander’ en ‘deze of gene’ heeft alles te maken met dat ik een beetje heb ervaren onder welke druk je kunt komen te staan als je als accountant betrokken bent bij dossiers waar grote belangen spelen en waar dan iets mee mis is gegaan. Het was hierbij mijn doel me te richten op de beleving van de accountant. Een aantal van die interviews met key players staan op mijn computer keurig uitgewerkt, maar hebben het boek niet gehaald.
Zo was er op enig moment sprake van ‘bescherming van bronnen’ en dat ik betrokken kon raken bij rechtszaken door wat ik te horen had gekregen. Terwijl mijn simpele doel was te leren van dit soort casuïstiek. Hoe ingewikkeld het is om ‘de waarheid’ naar boven te halen. En hoe dat op enig moment ook bijna niet meer te doen lijkt. En wat je daar nou mee moet met elkaar, omdat eenmaal ‘gejuridiseerd’ het leren vrijwel onhaalbaar is geworden.
Het (mede)menselijke aspect
Een thema dat de NBA nu ook in haar visiedocument heeft staan: ‘een lerende attitude’, maar dat veronderstelt dat je als accountant in vrijheid kunt delen wat er mis is gegaan zonder dat er een legertje advocaten klaar staat om je woorden onmiddellijk tegen je te gebruiken en claims in te dienen. Dat blijft voorlopig een lastig punt. En daar zouden ‘we’ iets op moeten vinden met elkaar, want de verhalen blijven nu beperkt tot vaktechnische verhandelingen, terwijl het (mede)menselijke aspect, de dynamiek waarin afwegingen gemaakt worden en hoe moeilijk het is om zuiver terug te redeneren, zwaar onderbelicht blijft.
Sterke professional versus kantoorbeoordeling AFM
In het boek staan drie interviews uitgewerkt onder de noemer ‘de beroepseer van’. Eentje is met Karin van Wijngaarden (AA/RA), openbaar accountant bij GrantThornton. Zij is voor mij het prototype professional zoals ik die in meerdere beroepsgroepen aantref. Vakidioot (zeg ik liefdevol), hart voor de publieke zaak en zeer betrokken. Ze vertelt hoe ze binnen haar kantoor opereert, laten we die manier samenvatten als ‘zeer loyaal en eigenzinnig’ en daardoor in staat is om waarde toe te voegen. Maar GrantThornton waar zij werkt, is als kantoor niet in de beoordeling van de AFM meegenomen, omdat zij, volgens het rapport van de AFM, onvoldoende stappen hadden gezet in de beoogde kwaliteitsslag en bij afwezigheid van aantoonbare plannen. Terwijl, en dat is zo bij meerdere kantoren, er dus ook van dit kaliber goede professionals werken.
Een best practice versus een Zuid-Afrikaans bedrijf
Omgekeerd was er juist de positieve beoordeling van de AFM van Deloitte (‘best practice’) bij het onderzoek naar de implementatie en borging van verandertrajecten bij OOB-kantoren. Voor mij dan ook de directe aanleiding om Marco van der Vegte te interviewen. Zij hadden het als kantoor dus goed gedaan volgens de AFM. Deze week werd duidelijk dat de boekhoudperikelen bij meubelmultinational Steinhoff, de Zuid-Afrikaanse Ikea, een probleem kunnen worden voor de Nederlandse vestiging van accountant Deloitte en de AFM onderzoek doet. We kunnen daar nog geen zinnig oordeel over vellen, en de vraag is of dat überhaupt mogelijk is bij dossiers waar de belangen zo enorm zijn en de advocaten ook hier alweer warm lopen.
Tot slot. In het boek staat, naast heel veel andere bijdragen, een prachtig essay van Luc Quadackers waarin hij rustig uit de doeken doet hoe moeilijk het is om terug te redeneren vanuit uitkomsten. Hoe dat geldt voor een accountant in zijn werk. Maar ook voor een toezichthouder die op grond van documentatie terug probeert te redeneren. En hoe lastig het dus ook is om het werk van accountants op zijn merites te beoordelen. Die genuanceerde kijk hebben we willen aanreiken met ons boek. Maar ik geef toe, dat ook ik soms bevangen word door het gevoel dat het nuanceren tegen de klippen van de beeldvorming op is. En daarom moeten we dat tegenwicht juist bieden.
Margreeth Kloppenburg is projectleider Rekenen op goed werk, de beroepseer van de accountant. Samen met Thijs Jansen onderzocht zij hoe individuele accountants tot goede afwegingen komen te midden van alle formele en informele normenkaders. Hun boek is gefinancierd door het Accountantsfonds en is vandaag verschenen. Het is te bestellen via www.beroepseer.vrijeboeken.com en via reguliere kanalen.
Geef een reactie