Innovatieve projecten op een Europese schaal leveren doorgaans de hoogste subsidiebedragen op. Het is echter geen gratis geld. De belangrijkste subsidiethema’s zijn innovatie, duurzaamheid en sociaal beleid. De ondernemer moet echt de handen uit de mouwen steken, met nieuwe ideeën komen, deze ook realiseren en tenslotte ook nog eens achteraf verantwoording afleggen over de bestede gelden.
Subsidies. Iedereen heeft er wel een mening over. Sommige ondernemers vinden het prachtig, anderen stellen dat een gezonde bedrijfsvoering ook zonder subsidie moet kunnen.
Er zijn talloze subsidies voor heel veel verschillende activiteiten. Zoveel zelfs dat veel bedrijven al gauw door de bomen het bos niet meer zien en het opgeven om met subsidies aan de slag te gaan. Anderen huren een subsidieadviseur in om orde in de chaos te scheppen. Welke vragen zijn nu essentieel om de zoektocht naar de meest relevante subsidies te vereenvoudigen.
Laten we vooropstellen: een subsidie is niets anders is dan een prikkel voor bedrijven om in hun bedrijfsvoering te handelen op een wijze die aansluit bij het beleid van onze democratisch gekozen overheden. In het kort: met subsidies krijgen overheden zaken gedaan die zij zonder het verstrekken van subsidie niet, of in mindere mate, voor elkaar zouden krijgen.
Daarnaast is het essentieel dat een ondernemer de subsidieverwerving niet ziet als een doel op zich. Subsidie is en blijft altijd een middel om de bedrijfsdoelen (beter) te realiseren.
Subsidie is géén gratis geld
Aan een subsidieverstrekking ligt een beschikking ten grondslag. Dit is een contract met rechten en plichten waar de subsidieontvanger aan gehouden wordt. Een veel voorkomende verplichting is dat na afloop van het project over de resultaten ervan moet worden gecommuniceerd. Doel daarvan is het bevorderen van kennisdeling en daarmee bepaalde innovaties in een sector te versnellen.
Het subsidielandschap
Alle overheden maken gebruik van subsidie als instrument om beleid te realiseren. Dat betekent dat er subsidies zijn vanuit de Europese Unie, de ministeries (nationaal), de provincies (provinciaal/regionaal) en tenslotte de gemeenten (lokaal). Voor een bedrijf dat gevestigd is in de gemeente Arnhem en actief subsidies wil verwerven ligt het voor de hand te rade te gaan bij de gemeente Arnhem en de provincie Gelderland. Maar bij welke ministeries moet dit Arnhemse bedrijf aankloppen? Is het voor zo’n bedrijf verstandig om ook eens in Brussel te gaan shoppen?
De ondernemer doet er goed aan na te denken welk ministerie zich bezighoudt met wet- en regelgeving voor zijn sector. Vaak is dit het ministerie van Economische Zaken. Grofweg wordt de helft van de nationale subsidieregelingen die bedoeld zijn voor MKB’ers, op dat ministerie uitgedacht.
De Europese regelingen zijn vooral interessant indien de ondernemer samenwerkt met bedrijven of kennisinstellingen uit andere EU-landen. Maar let op: er zijn Europese subsidieregelingen waarvoor niet samengewerkt hoeft te worden.
Stapelen van subsidies
Het stapelen van subsidies is in veel gevallen mogelijk maar aan strenge (staatssteun)regelgeving gebonden. Meer dan 100% subsidiëring van een bepaalde kostenpost is niet mogelijk. Subsidieaanvragers zijn verplicht melding te maken van eventuele andere subsidies die ze al ontvangen hebben. Maar het is goed denkbaar dat een innovatief project dat wordt uitgevoerd door een consortium van enkele Nederlandse bedrijven en een Nederlandse kennisinstelling een subsidie ontvangt van de EU, het ministerie van Economische Zaken, de provincie én de gemeente waar het project wordt uitgevoerd. Zeker wanneer het om een zeer innovatief project gaat, waar een goede business case aan ten grondslag ligt én waar interessante exportkansen liggen. Dan zijn de belangen groot en is de bereidheid tot medefinanciering vaak aanwezig.
Qua euro’s geldt de stelregel dat Europese projecten het meeste opleveren. De subsidiebijdrage kan in de miljoenen euro’s lopen. En bij een subsidieaanvraag door een groep voorlopers uit een bepaalde industrie gezamenlijk, kan het zelfs om een subsidie van miljarden euro’s gaan. Het is maar net welk belang de betreffende overheid hecht aan de realisatie van een project. Als dat belang groot is, is de bereidheid om mee te betalen dat vaak ook.
De gemeentelijke bijdragen zijn het laagste. Daarbij gaat het vaak om niet meer dan enkele honderden euro’s voor de aanschaf van een elektrische scooter of de organisatie van een buurtbarbecue, die wordt medegefinancierd uit het Leefbaarheidsfonds met als doel de sociale cohesie in de buurt te versterken.
Europese Structuur- en Investeringsfondsen
Er bestaat ook nog een soort van tussenvorm van het Europese en nationale niveau. We hebben het dan over de Europese Structuur- en Investeringsfondsen, vaak aangeduid als ESIF. Dit zijn financiële middelen die afkomstig zijn uit Europa maar die via de lidstaten worden verstrekt. Voordeel: geen concurrentie tussen projectvoorstellen op Europees niveau, maar uitsluitend op nationaal of regionaal niveau. Een ander voordeel van de ESIF is dat de slaagkans vaak hoger ligt en de communicatie met de subsidieverstrekker wat laagdrempeliger is. De subsidieverstrekker is immers in het eigen land en vaak zelfs in de eigen regio gevestigd. Het bedrag aan ESIF dat door de EU aan Nederland is verstrekt voor de periode 2014-2020 bedraagt een slordige € 2 miljard. Dat is een schijntje vergeleken met bijvoorbeeld Polen, dat voor dezelfde periode € 70 miljard heeft ontvangen. Daar zit een nivelleringsgedachte achter: de wens om de economieën van de EU-lidstaten qua niveau naar elkaar toe te laten groeien. Dat zou de EU in zijn totaliteit sterker maken. Aan deze gedachte wordt als sinds de jaren ’70 van de vorige eeuw invulling gegeven. Díe gedachte is de laatste jaren wel wat onder druk komen te staan.
Eén van de vijf structuurfondsen is het INTERREG-programma. Dit programma stimuleert grensoverschrijdende samenwerking. Om de Arnhemse ondernemer weer even aan te halen: mocht hij van plan zijn een innovatief project uit te voeren met een partner aan de andere kant van de grens, bijvoorbeeld in Kleef, dan kan hij voor subsidie terecht bij het programmabureau van de Euregio Rijn-Waal. Dit is een samenwerkingsverband met ruim vijftig deelnemende gemeentes en instanties uit de Nederlands-Duitse grensregio rond de benedenlopen van Rijn, Maas en Waal.
Innovatie, duurzaamheid en sociaal beleid
Op hoofdlijnen zijn er drie thema’s die op alle niveaus (van Europees tot lokaal) terugkomen. Dat zijn innovatie, duurzaamheid en sociaal beleid. Innovatie gaat altijd over nieuwe producten, diensten of processen. Duurzaamheid gaat vooral over zaken die goed zijn voor ons milieu: denk aan recycling, verbetering van de lucht- en waterkwaliteit, energiebesparing en nieuwe, duurzame vormen van energie. Het sociaal beleid richt zich vrijwel altijd op mensen die niet zo makkelijk inzetbaar zijn op de arbeidsmarkt. Denk aan langdurig werklozen, schoolverlaters, gehandicapten, ouderen etc.
Innovatiesubsidies
Innovatiesubsidies zijn talrijk. Ook de EU zet hier fors op in, met een begroting van maar liefst € 80 miljard. Om redelijk snel tot een goed beeld te komen van de relevante mogelijkheden is het goed te kijken waar het project om draait. Gaat het om fundamenteel onderzoek? Dan zijn de risico’s vaak groot en de subsidiebedragen ook. Gaat het om experimentele ontwikkeling dan heeft men de onderzoeksfase al doorlopen. Men weet dat het nieuwe product er wel gaat komen, al zijn er nog wel wat knelpunten die verholpen moeten worden. In deze fase zijn de subsidiebedragen en –percentages alweer lager. Veelal wordt gewerkt met zogenaamde TRL-levels (Technology Readiness Levels). TRL 1 is fundamenteel onderzoek en TRL 9 is marktintroductie (het product is klaar, maar moet nu verkocht gaan worden. Dat gaat niet altijd vanzelf).
Samenwerking
Veel subsidieregelingen hebben als voorwaarde dat alleen consortia van een bepaalde samenstelling een aanvraag kunnen doen. Bijvoorbeeld een consortium van minimaal drie MKB’ers of een consortium van een aantal bedrijven en minimaal één kennisinstelling. Denk bij die laatste aan een universiteit, een hogeschool of een academisch ziekenhuis. De bereidheid tot samenwerking vergroot het aantal subsidiemogelijkheden waarop aanspraak gemaakt kan worden. Dat geldt helemaal wanneer men bereid is voor die samenwerking over de landsgrenzen heen te kijken. Een belangrijke vraag die een ondernemer zich zal stellen is: wil je op eigen houtje innoveren of wil je hiervoor samenwerken met derden? Sommige koplopers in de markt zijn huiverig voor samenwerking. Dit uit angst hun kennis met anderen te moeten delen en zo hun koploperspositie kwijt te raken. Voor deze ondernemers kan het een uitkomst zijn de samenwerking te zoeken met bedrijven uit een compleet andere sector. Er zijn vele voorbeelden van ‘onlogische’ samenwerkingen die tot prachtige innovaties hebben geleid. Sterker nog: de overheden zetten met hun subsidiebeleid steeds meer in op deze zogenaamde ‘cross-sectorale samenwerkingsverbanden,’ ook wel crossovers genoemd.
Tot slot
Welke vragen u moet stellen voordat u een subsidie aanvraagt
- Ben je als ondernemer bereid samen te werken met derden?
- Een eis vanuit de subsidieverstrekker is vaak dat over het project gecommuniceerd moet worden. Niet tot op het meest gedetailleerde niveau, dus de ondernemer hoeft niet bang te zijn zijn ‘uitvinding’ prijs te geven. Ben je bereid extern te communiceren over de resultaten van je project?
- Ben je in staat te beargumenteren hoe innovatief je project is? Is het nieuw voor jouw bedrijf, voor Nederland, voor Europa, wereldwijd? Kun je je argumentatie ook staven met bewijzen?
- Veel innovatiesubsidies werken met TRL-levels. Kun je aangeven op welke TRL-fase je project betrekking heeft? Dat maakt het namelijk makkelijker om de kansrijke van de niet kansrijke subsidies te scheiden;
- Vaak zien we dat ondernemers – zeker in consortiumverband – wel bereid zijn uren in een project te steken, maar geen cash. Dat oogt naar de subsidieverstrekker toe niet sterk. Financieel commitment (dus cash én uren) is belangrijk voor subsidieverstrekkers. Vraag aan de ondernemer: Ben je bereid extra te investeren in cash en uren om de subsidie binnen te halen?
- Beschik je binnen je bedrijf over voldoende capaciteit en kennis om de toegezegde subsidie straks ook om te zetten in klinkende munt? Oftewel: kun je voldoen aan alle compliance voorwaarden van de subsidie (een degelijke urenadministratie bijvoorbeeld is een hele basale maar daar loopt het vaak al spaak). Lukt dit namelijk niet dan kun je er beter niet aan beginnen…
- Nog een aardige, waarop ik in het artikel overigens niet inga is het volgende: veel accountants weten op hoofdlijnen de meest voor de hand liggende regelingen wel te vinden (wbso, eia, mia etc). Vaak zijn dit fiscale subsidies. Veel accountantskantoren hebben wel een fiscalist in dienst die specifieke eia, mia meldingen kan doen. Echter, ook met generieke meldingen kan heel veel subsidie worden binnengehaald. Dan is echter specialistische kennis noodzakelijk om bepaalde berekeningen te kunnen maken. Die kennis hebben de accountants en fiscalisten doorgaans niet in huis. Vraag voor de ondernemer derhalve: heeft u goed in beeld welke zaken u bij uw fiscalist neerlegt, welke zaken bij uw accountant en welke zaken bij uw gespecialiseerde subsidieadviseur?
Neem nu een abonnement op het kwartaal printmagazine van Accountancy Vanmorgen met 50% korting in het eerste jaar. U betaalt het eerste jaar slechts € 24,75 i.p.v. € 49,50
Auteur
PNO Consultants
Erwin Riedstra
Senior Adviseur Regionale Ontwikkeling
Geef een reactie