Een klacht van het openbaar ministerie (OM) tegen een RA die een klant zou hebben geholpen schenkbelasting te ontwijken, en daarmee niet-integer zou hebben gehandeld, is ook bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) ongegrond verklaard. Wel blijft de berisping die de Accountantskamer eerder oplegde, in stand.
De RA hielp een klant bij het opstellen van een overeenkomst van geldlening. Die betrof een bedrag van ruim € 403.000, dat van de Belgische bankrekening van de hoogbejaarde en in Nederland wonende moeder van de klant werd overgemaakt. De Belastingdienst vond het bedrag een schenking en schakelde de Fiod in. Bij de Accountantskamer had het OM geklaagd dat de RA niet integer gehandeld heeft omdat hij de klant heeft geholpen bij het plegen van belastingfraude. Niet alleen door het opmaken van de overeenkomst, maar ook door aantekeningen en documenten in zijn dossier aan te passen met de bedoeling te doen voorwenden dat er al vanaf het begin sprake was van een lening in plaats van een schenking en door in de IB-aangifte de overdracht van het geldbedrag te verwerken conform de leenovereenkomst. De tuchtrechter oordeelde dat de RA het beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid heeft geschonden, maar schending van de integriteit achtte de Accountantskamer niet aangetoond. Wel kreeg de RA een berisping opgelegd.
Vals beeld gecreëerd
Het OM is daarop naar het CBb gestapt. De accountantskamer heeft de aangevoerde argumenten individueel beoordeeld en ten onrechte niet in onderling verband en samenhang beschouwd, luidt de klacht. Meerdere documenten zijn achteraf aangepast en aan de Belastingdienst overgelegd. Bovendien is de klant akkoord gegaan met het uitgangspunt van de Belastingdienst dat sprake is van een schenking en niet van een lening. Er is altijd sprake geweest van een schenking en de RA heeft achteraf het beeld gecreëerd dat er reeds bij de overboeking sprake was van een lening. De man werpt daartegenin dat er niet automatisch sprake is van een schenking als er geen bewijs is dat de moeder en de zoon de wil hadden om een lening aan te gaan.
Constructie gebruikelijk
Het CBb onderschrijft de conclusie van de Accountantskamer. ‘Daarbij stelt het College voorop dat tussen partijen niet in geschil is dat betrokkene zijn cliënt al meerdere jaren voorzag van financieel advies op het gebied van estate planning. Ook is niet in geschil dat het relatief gebruikelijk is dat wanneer ouders geld overmaken naar kinderen, wordt gezocht naar de fiscaal meest gunstige constructie. De constructie van een lening, waarbij de afgesproken terugbetalingen vervolgens periodiek worden kwijtgescholden, betreft ook volgens de verklaring van appellant ter zitting normaliter een legitieme transactie.’
Documentatie PwC zegt niks
Het OM had documenten van PwC, die de aangiften over 2013 heeft verzorgd, in de zaak betrokken. ‘Op zichzelf zegt die documentatie echter niks over wat zich tussen betrokkene en zijn cliënt heeft afgespeeld. Wel blijkt daaruit dat PwC van meet af aan heeft aangenomen dat sprake was van een schenking.’ Maar PwC is niet nagegaan of het de bedoeling was om het geldbedrag als schenking aan te merken. ‘Uit het voorgaande blijkt dus dat PwC er inderdaad van uitging dat sprake was van een schenking, maar dat dit uitgangspunt onduidelijk is gebleven.’
Ook het gegeven dat de man alsnog akkoord is gegaan met het aanmerken van het geldbedrag als schenking vindt het college niet van belang. ‘Het gaat in deze zaak om de handelwijze van betrokkene in de periode januari 2013 tot medio/eind 2015. De fiscale afwikkeling dateert van geruime tijd daarna. Ook is onduidelijk wat de beweegredenen van de cliënt waren om akkoord te gaan met een transactie. Die transactie is op zichzelf genomen in ieder geval onvoldoende om aan te nemen dat van meet af aan duidelijk was dat sprake was van een schenking.’
Manipulatie van documenten niet bewezen
De manipulatie van documenten door de RA is volgens het CBb onvoldoende komen vast te staan. Zo is niet gebleken dat de RA de overeenkomst heeft geantedateerd. ‘Betrokkene had de datum wel moeten controleren en eventueel van een toelichting moeten voorzien, alvorens hij de overeenkomst naar de Belastingdienst stuurde, maar dat betrokkene dat niet heeft gedaan rechtvaardigt nog niet de conclusie dat betrokkene zijn cliënt opzettelijk heeft gefaciliteerd bij het plegen van fraude.’ Het college heeft oor voor de verklaring van de RA dat het regelmatig gebeurt dat hij, nadat er een gespreksverslag is opgemaakt, daarop (handmatig) nadere op- of aanmerkingen plaatst. ‘Dat er geen notitie is waaruit blijkt dat op die datum is gesproken over de schenking/lening, wil echter niet zeggen dat daarover op die datum niet is gesproken.’
Het CBb laat de uitspraak van de Accountantskamer in stand: de RA heeft in strijd met het beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid de leningovereenkomst toegezonden aan de Belastingdienst zonder zich behoorlijk te vergewissen van de datum die daarop stond en onvoldoende onderzoek gedaan naar de titel waaronder het geldbedrag aan de cliënt werd overgemaakt. Maar de klacht over het niet-integere handelen wijst ook het CBb af.
Geef een reactie