Een man die in onmin raakte met zijn oudoom over de ontvlechting van het gezamenlijke boerenbedrijf, heeft geen succes gehad met een klacht tegen de betrokken accountant. Die is deels te laat en deels ongegrond, oordeelt de Accountantskamer, omdat veel klachtonderdelen niet op diens handelen betrekking hebben.
Een man voert via een maatschap een boerenbedrijf met zijn oudoom. Die laatste is op leeftijd en vindt het tijd om ermee te stoppen. Met de eigenaar van de grond wordt onderhandeld over voortzetting van de erfpacht en daarnaast praten oudoom en achterneef over de voorwaarden voor voortzetting van het bedrijf.
Ontbinding maatschap
De AA heeft een aantal jaarrekeningen samengesteld voor de maatschap en daarnaast werd gebruik gemaakt van de diensten van een bedrijfsadviseur, die werkte voor een bedrijf dat tot dezelfde groep behoort als het accountantskantoor waar de AA werkt. De achterneef is niet tevreden over de begeleiding van de bedrijfsadviseur in de gesprekken met zijn oudoom. Vervolgens heeft het accountantskantoor de werkzaamheden voor de maatschap beëindigd. Eind 2018 wordt het accountantskantoor aansprakelijk gesteld.
In mei 2019 volgt een schikking over de ontbinding van de maatschap; lukt het niet om de exploitatie van het landbouwbedrijf voort te zetten, dan wordt afgerekend op basis van volledige verkoop. En dat gebeurt, want met de grondeigenaar wordt geen overeenstemming bereikt over de verkoop van de grond en de gebouwen. De achterneef start uiteindelijk in een andere plaats een boerderij.
Belangen oudoom laten leiden
Hij meldt zich met een klacht bij de Accountantskamer. Hij vindt onder meer dat de bedrijfsadviseur, die onder verantwoordelijkheid van de AA zou werken, de belangen van de oudoom boven die van hemzelf heeft geplaatst. Bovendien zou de achterneef een te lage arbeidsvergoeding hebben gekregen door toedoen van de AA. Er wordt daarnaast nog geklaagd over een aantal fouten in jaarrekeningen.
Juni vorig jaar oordeelt de tuchtrechter dat de klacht niet-ontvankelijk is, maar de achterneef gaat in beroep en met succes. Al vindt de Accountantskamer ‘dat het klaagschrift, ook gelezen in samenhang met het verzetschrift, inderdaad niet uitblinkt in duidelijkheid’, inmiddels is voldoende duidelijk welke verwijten de man de AA maakt.
AA niet verantwoordelijk
Een groot deel van de klachten heeft betrekking op werkzaamheden die door de bedrijfsadviseur zijn uitgevoerd (ontbreken toelichting overnamesom, optreden als belangenbehartiger voor de oudoom). Maar de AA is niet vaktechnisch verantwoordelijk voor het handelen van de bedrijfsadviseur of anderen binnen het kantoor die betrokken waren bij de ontvlechting van de maatschap. Er bestond geen gezagsverhouding tussen de twee. ‘Ook is niet gebleken dat betrokkene feitelijk betrokken was bij de
door [de bedrijfsadviseur] verrichte werkzaamheden in het kader van de ontvlechting van de maatschap.’
Verwijten verjaard
Het vaststellen van een onjuiste arbeidsvergoeding wordt evenmin aangetoond, omdat het verwijt is verjaard (voor boekjaren 2009/2010) danwel niet is gebleken dat de klager niet heeft ingestemd met de arbeidsvergoeding. Klachten over het achterwege laten van winstdelen en arbeidsvergoedingen en het onterechte gebruik van taxatierapporten zijn eveneens verjaard, want die hebben betrekking op meer dan tien jaar geleden.
Een klacht over het niet uitsplitsen van de eigendom van vermogensbestanddelen van de maatschap in de jaarrekening 2017/2018 haalt het ook niet: er zijn geen verslaggevingsregels die voorschrijven dat de eigendom van dergelijke vermogensbestanddelen moet worden uitgesplitst in de jaarrekening van een maatschap. Tot slot kan de AA niet verantwoordelijk worden gehouden voor het niet aanleveren van gevraagde stukken over de start van de maatschap door de bedrijfsadviseur.
Accountantskamer, uitspraak 23-1019
Geef een reactie