Een bijzondere vorm van bedrijfsopvolging vormt het creëren van cumulatief preferente aandelen (cumprefs). Het creëren, schenken of nalaten van cumprefs brengt het afgelopen decennium steeds meer aandachtspunten met zich mee op het gebied van inkomsten-, schenk- en erfbelasting.
Een houder van een aanmerkelijk belang in een vennootschap die een onderneming drijft, kan die aandelen onder voorwaarden fiscaal gefacilieerd schenken of nalaten. De aanmerkelijkbelangclaim kan worden doorgeschoven naar de verkrijger (op grond van art. 4.17c of 4.17a Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001)) en de verkrijging is grotendeels voorwaardelijk vrijgesteld van schenk- of erfbelasting (op grond van art. 35b e.v. Successiewet 1956 (hierna: SW 1956)). Deze fiscale faciliteiten zijn bedoeld om de continuïteit van de onderneming niet in gevaar te brengen door belastingen te heffen bij een bedrijfsopvolgingsproces.
Cumprefstructuur kan uitkomst bieden
In de regel komt het de continuïteit van het bedrijf ook ten goede als de bedrijfsopvolging tijdens leven vorm wordt gegeven en niet (noodgedwongen) bij overlijden. Voor de ondernemer die steeds elke euro in het bedrijf heeft gestopt, behoort een schenking van de aandelen echter niet altijd tot de mogelijkheden. Zijn of haar levensonderhoud mag uiteraard niet in gevaar komen door de bedrijfsopvolging. Onder andere voor die situatie kan een cumprefstructuur uitkomst bieden. De ondernemer behoudt dan de door hem/haar opgebouwde waarde en de opvolger komt louter de toekomstige waardegroei van de onderneming toe. In deze samenvatting verstaan wij onder cumprefs aandelen die bij voorrang recht geven op dividend (preferent) en die, indien in enig jaar geen dividend is uitgekeerd, ook voorrang geven op het uitkeren van dit achterstallige dividend (cumulatie).
Additionele eisen preferente aandelen
Bij de vererving van preferente aandelen was de doorschuifregeling in de Wet IB 2001 en de bedrijfsopvolgingsregeling in de SW 1956 tot 2010 (hierna: BOR) onverkort van toepassing. Sinds 2010 worden er evenwel additionele eisen gesteld aan preferente aandelen. De achtergrond daarvan is dat de wetgever de houder van preferente aandelen beschouwt als geldverschaffer en niet als bedrijfsoverdrager of -opvolger. Dit is alleen anders als de overdrager de gewone aandelen heeft omgezet in preferente aandelen en de verkrijger van de preferente aandelen ook gewone aandelen bezit in de vennootschap. Bij het opzetten van een cumprefstructuur is het van belang de additionele eisen goed op het netvlies te hebben, om te voorkomen dat de doorschuifregeling in de Wet IB 2001 en de BOR in de SW 1956 daarna niet meer van toepassing zijn.
Conclusie
In een aantal gevallen is bedrijfsopvolging via het creëren van cumprefs wenselijk. Als deze cumprefs op de juiste manier tot stand komen, kan bij schenking of vererving van de cumprefs zowel de doorschuifregeling als de BOR worden toegepast. Op ‘foute’ cumprefs zijn deze faciliteiten niet van toepassing. Om daarvoor alsnog in aanmerking te komen, kunnen de cumprefs weer worden omgezet in gewone aandelen. Volgens de staatssecretaris leidt deze omzetting in beginsel tot een vervreemding voor het aanmerkelijk belang en voor die situatie geldt geen goedkeurend beleid zoals in de omgekeerde situatie wel geldt). Een onbelaste omzetting is naar onze mening niettemin mogelijk. Indien ‘foute’ cumprefs worden omgezet in gewone aandelen, gaat in beginsel een nieuwe bezitstermijn voor de BOR lopen. In de situatie dat er naast ‘foute’ cumprefs ook gewone aandelen worden gehouden, kan dat naar onze mening anders liggen.
Dit is een korte samenvatting van het artikel ‘Aandachtspunten bij bedrijfsopvolging via cumprefs’ van Sabine de Wijkerslooth-Lhoëst en Hedwig van der Weerd-van Joolingen. Het volledige artikel is verschenen in het Tijdschrift Familiebedrijven | Nummer 3 | Bijzondere aandelen.
Geef een reactie