De Wet toekomst pensioenen (Wtp) introduceert een nieuwe keuze: de 10%-afkoopmogelijkheid. Nu is deze alweer uitgesteld tot medio 2023, maar dat laat onverlet dat er andere bestaande flexibiliseringsmogelijkheden zijn. Daar optimaal gebruik van maken kan de terugverdientijd aanzienlijk verkorten.
In de vorige editie van Pensioen Vanmorgen heb ik aandacht besteed aan de 10%-afkoopmogelijkheid bij ingang van pensioen en lijfrente. Een maatregel van het Pensioenakkoord waarvan de inwerkingtreding inmiddels wederom uitgesteld is. De beoogde inwerkingtreding is nu 1 juli 2023. Bij gebruikmaking van de 10%-afkoopmogelijkheid voor pensioen is het niet mogelijk om tegelijkertijd gebruik te maken van de hoog:laag variatie in de uitkeringen. Deze flexibiliseringsmogelijkheid wordt afgesloten voor de deelnemer die 10% van zijn pensioen afkoopt. Gebruikmaking van ándere flexibiliseringsmogelijkheden zoals de AOW-overbrugging of het uitruilen van partnerpensioen in hoger ouderdomspensioen blijft wel mogelijk. Ook het vervroegen of uitstellen van het pensioen blijft mogelijk. Reden om deze flexibiliseringsmogelijkheden, aan de hand van een aantal voorbeelden, in dit artikel te bespreken.
Variatie in de pensioenuitkeringen binnen de verhouding 100:75
Sinds de invoering van de Witteveen-wetgeving, 1 juni 1999, is het mogelijk om het pensioen in hoogte te laten variëren. Er kan gestart worden met een hoog pensioen om daarna het pensioen na verloop van tijd (gebruikelijk is na 5 of 10 jaar) weer te verlagen. Andersom is overigens ook mogelijk, dus starten met een laag pensioen om daarna de pensioenuitkering te verhogen. De maximale verhouding tussen een hoog en een laag pensioen is vastgelegd in de Wet Loonbelasting en bedraagt 100:75. Door deze 100:75 verhouding zijn de verschillen met een na ingang gelijkblijvend pensioen verhoudingsgewijs niet erg groot.
Voorbeeld
In het vervolg van dit artikel wordt er gerekend met het volgende voorbeeld, een 65-jarige pensioengerechtigde met een pensioenkapitaal van € 500.000. De partner van de pensioengerechtigde is drie jaar jonger.
Gelijkblijvende uitkering met 70% overgang op de partner
De pensioengerechtigde kan van dit kapitaal op basis van de huidige verzekeringstarieven een levenslange pensioenuitkering aankopen van € 24.000 per jaar met 70% overgang op zijn partner.
10 jaar hoog (100%) daarna laag (75%)
Wanneer deze pensioengerechtigde kiest voor een hoog:laag uitkering binnen de verhouding 100:75 bedraagt de uitkering de eerste 10 jaar € 27.275 (100%) om na 10 jaar terug te vallen naar € 20.457 (75%). Het partnerpensioen blijft in dit voorbeeld ongewijzigd.
5 jaar hoog (100%) daarna laag (75%)
Indien er wordt gekozen voor een hoog:laag pensioen met gedurende 5 jaar een hogere uitkering, bedraagt de hoge uitkering gedurende 5 jaar, € 29.175 (100%) en daarna € 21.882 (75%).
Verschillen
Bij 10 jaar is de hoge uitkering dus € 3.275 (13,5%) hoger dan een gelijkblijvende uitkering. Na 10 jaar wordt de uitkering € 3.543 (14,7%) lager dan bij een gelijkblijvende uitkering. Bij een termijn van 5 jaar is de hoge uitkering € 5.175 (21,5%) hoger dan een gelijkblijvende uitkering en na 5 jaar wordt de uitkering € 2.118 (8,8%) lager dan de gelijkblijvende uitkering. Er geldt: hoe langer de uitkeringsperiode met een hoge uitkering (100%), hoe lager de hoge uitkering en hiermee hoe kleiner het verschil met de gelijkblijvende uitkering.
Praktijk
In de praktijk wordt veelal gekozen voor een hoge uitkering gedurende 10 jaar. Dit kan verschillende redenen hebben. In het algemeen is de inkomensbehoefte in de eerste 10 à 15 jaar na pensionering vaak groter en een hoger pensioen helpt om deze inkomensbehoefte te vervullen. Een andere reden is het zo snel mogelijk laten uitkeren van zoveel mogelijk pensioenkapitaal vanuit het idee: binnen is binnen. Pensioen is immers levenslang en de tarieven van verzekeraars gaan uit van een levensverwachting van circa 90 jaar. Veel pensioengerechtigden betwijfelen of zij deze leeftijd wel halen en kiezen er voor om het pensioenkapitaal in de vorm van een hogere uitkering zo snel mogelijk naar zich toe te halen. Uiteraard zal de lage uitkering (75%) in combinatie met de AOW wel voldoende groot moeten zijn om in de basisbehoefte te kunnen voorzien.
Een AOW-overbruggingspensioen
Met de komst van de Wet VPL, vanaf 2006, is het niet langer mogelijk om fiscaal gefaciliteerd een pensioen op te bouwen dat eerder ingaat dan de AOW-leeftijd. Het is echter wel mogelijk om een gedeelte van het pensioenkapitaal dat vrijkomt voor AOW-leeftijd af te zonderen en dit gedeelte aan te wenden voor de aankoop van een tijdelijk pensioen dat start op pensioendatum en dat eindigt op de AOW-leeftijd. Dit AOW-overbruggingspensioen bedraagt maximaal tweemaal de zelfstandige AOW, voor 2022 is dat maximaal € 22.202. Uitgaande van het voorbeeld met een pensioenkapitaal van € 500.000 wordt er nu een kapitaal van € 44.000 (8,8% van het kapitaal) afgezonderd voor de aankoop van dit AOW-overbruggingspensioen. Het ouderdomspensioen en het partnerpensioen dalen met 8,8%.
De mogelijkheid om een gedeelte van het pensioenkapitaal te benutten voor het AOW-overbruggingspensioen kan ingezet worden in situaties waarbij er eerder dan de AOW-leeftijd gestopt wordt met werken en waarbij er geen recht is op bijvoorbeeld een WW-uitkering. Het netto-inkomen voor AOW-leeftijd en na AOW-leeftijd blijft dan gelijk. Een AOW-overbruggingspensioen in combinatie met een WW-uitkering werkt contraproductief. De uitkering van pensioen leidt immers tot korting van de WW-uitkering.
Uitruil van partnerpensioen in een hoger ouderdomspensioen
Sinds 2002 is het mogelijk om het pensioenkapitaal dat gespaard is voor een partnerpensioen bij overlijden na pensioendatum uit te ruilen naar een hoger ouderdomspensioen. Keerzijde is dat wanneer de pensioengerechtigde komt te overlijden, zijn partner geen partnerpensioen ontvangt. Bij ingang van het pensioen wordt de uitruilmogelijkheid standaard aan de pensioengerechtigde voorgelegd. Uiteraard moet de partner wel schriftelijk instemmen met deze uitruil.
Indien er geen partner is of indien de partner zelf voldoende pensioen heeft opgebouwd, is het zinvol om van deze mogelijkheid gebruik te maken. Er kan ook, indien er wel een partner is, gekozen worden om een gedeelte van het partnerpensioen uit te ruilen, bijvoorbeeld tot een niveau dat voor de achterblijvende partner in combinatie met de alleenstaande AOW voldoende is. De gedachte hierachter is dat zolang beide partners in leven zijn, het gezamenlijk inkomen hoger is, terwijl bij een overlijden van één van de partners, de achterblijvende partner nog steeds over voldoende inkomen beschikt.
In het voorbeeld met een pensioenkapitaal van € 500.000, wordt bij uitruil van het volledige partnerpensioen, het pensioenkapitaal van € 500.000 verminderd met het kapitaal benodigd voor het AOW-overbruggingspensioen, per saldo resteert er dan € 456.000 aangewend voor de aankoop van een ouderdomspensioen met de variatie 10 jaar hoog en daarna laag. De hoge uitkering wordt dan gedurende 10 jaar € 30.165 om na 10 jaar terug te vallen naar € 22.622.
Vergelijking standaard uitkering versus zoveel mogelijk flexibiliteit
Ter illustratie hieronder een vergelijking tussen de pensioenuitkeringen bij een reguliere afwikkeling (een levenslang gelijkblijvend pensioen met 70% partnerpensioen) versus maximale flexibilisering met een hoog:laag pensioen, een AOW-overbruggingspensioen en uitruil van partnerpensioen in een hoger ouderdomspensioen. Uitgangspunt is nog steeds het pensioenkapitaal van € 500.000 op 65-jarige leeftijd.
Na 10 jaar is er ruim € 100.000 meer uitgekeerd bij het flexibiliseringspensioen dan bij het reguliere pensioen. Dit verschil wordt daarna iets kleiner door de iets hogere uitkering bij een regulier pensioen vanaf 75 jaar. Bij een regulier pensioen is het totale pensioenkapitaal van € 500.000 na circa 21 jaar uitgekeerd. Bij een flexibiliseringspensioen is het totale pensioenkapitaal na circa 17 jaar uitgekeerd.
Vergelijking standaard uitkering versus flexibiliteit m.u.v. het partnerpensioen
In het voorgaande voorbeeld was er sprake van een volledige uitruil van het partnerpensioen in extra ouderdomspensioen. Het kan ook voorkomen dat er wel een noodzaak is tot het in stand houden van het partnerpensioen, omdat de partner anders bij een overlijden van de pensioengerechtigde onvoldoende inkomen overhoudt.
Ter illustratie hieronder, een vergelijking tussen de pensioenuitkeringen bij een reguliere afwikkeling (een levenslang gelijkblijvend pensioen met 70% partnerpensioen) versus maximale flexibilisering met een hoog:laag pensioen, een AOW-overbruggingspensioen, echter zónder uitruil van partnerpensioen. Uitgangspunt is nog steeds, het pensioenkapitaal van € 500.000 op 65-jarige leeftijd.
Na 10 jaar is er ruim € 50.000 meer uitgekeerd bij het flexibiliseringspensioen dan bij het reguliere pensioen. Dit verschil wordt daarna iets kleiner door de iets hogere uitkering bij een regulier pensioen vanaf 75 jaar. Vanaf 20 jaar uitkering slaat het verschil om en geeft de reguliere pensioenuitkering in totaal de hoogste uitkomst.
Vervroegen of uitstellen van pensioen
Naast de variatie in de hoogte van de uitkeringen en de uitruil van het partnerpensioen kan er ook voor gekozen worden om het pensioen vervroegd in te laten gaan of juist uit te stellen. In de praktijk wordt hier veelvuldig gebruik van gemaakt. Immers veel verzekerde pensioenkapitalen of bij een pensioenfonds opgebouwde premievrije pensioenen kennen een ingangsleeftijd van 65 jaar. Bij een AOW-leeftijd van 67 jaar wordt er dan ook vaak gekozen om het pensioen uit te stellen naar 67 jaar. De uiterste leeftijd waarnaar een pensioen uitgesteld kan worden is 5 jaar na AOW-datum, dus nu naar 72 jaar. Met het opschuiven van de AOW-leeftijd als gevolg van het LAM (Levensverwachting Aanpassings Mechanisme) zal op termijn ook deze uiterste pensioenleeftijd verhoogd worden.
Een pensioen kan ook eerder dan de pensioenrichtleeftijd ingaan en ook hier wordt in de praktijk veelvuldig gebruik van gemaakt. Immers vanaf 2018 is de pensioenleeftijd 68 jaar en dit is ook vaak de pensioenleeftijd bij verzekerde regelingen of bij pensioenfondsen. De AOW-leeftijd is echter nog geen 67 jaar, de pensioengerechtigde die nu of in de komende jaren op de AOW-leeftijd stopt met werken en met pensioen gaat, zal in het algemeen zijn pensioenleeftijd vervroegen. Momenteel is er in de wet nog geen vroegste pensioenleeftijd opgenomen. In de Wet toekomst pensioenen wordt de vroegste pensioenleeftijd 10 jaar voor AOW-datum.
Het uitstellen van het pensioen betekent dat het pensioen verhoogd wordt, het pensioen behoeft immers minder lang uitgekeerd te worden. De verhoging van het pensioen door het uitstel wordt vastgesteld door het pensioenfonds of verzekeraar. Vuistregel is dat voor elk jaar uitstel het pensioen met circa 5% verhoogd wordt. Een pensioen van € 10.000 ingaande op 65 jaar wordt hiermee dan verhoogd naar een pensioen van € 11.000 ingaande op 67 jaar.
Het vervroegen van een pensioen betekent daarentegen actuariële korting en verlaging van het pensioen, ook hier is de vuistregel, elk jaar eerder met pensioen verlaagt het pensioen met 5%. Een pensioen van € 10.000 per jaar, ingaande op 68 jaar wordt dan verlaagd naar een pensioen van € 9.500 ingaande op 67 jaar.
Flexibilisering van het pensioen is maatwerk
Het flexibiliseren van de pensioenuitkering, of dit nu met een pensioenkapitaal bij een verzekeraar of een pensioenuitkering bij een pensioenfonds gebeurt, is maatwerk. Met het vervroegen of uitstellen kan de daadwerkelijke ingangsdatum van het pensioen het beste afgestemd worden op de inkomensbehoefte vanaf het moment van stoppen met werken. Optimaal gebruikmaken van de flexibiliseringsmogelijkheden kan de “terugverdientijd” aanzienlijk verkorten. Uiteraard moet bij de toepassing van deze mogelijkheden bedacht worden dat het inkomen ook na het einde van de “hoge uitkering” voldoende blijft en indien van toepassing, de partner financieel niet onverzorgd achterblijft.
Veel werkgevers bieden hun werknemers die de pensioengerechtigde leeftijd naderen dan ook financiële gesprekken aan, waarbij de financiële situatie na pensioendatum in kaart wordt gebracht en bekeken wordt op welke wijze het pensioen hier het beste ingepast kan worden. Uiteraard kan zo’n gesprek om financieel inzicht te verkrijgen ook geïnitieerd worden door de adviseur van de werkgever. Proactief handelen van de adviseur/werkgever voor pensioendatum leidt tot de best passende keuze op pensioendatum.
Drs. Kees Beishuizen MFP, pensioenconsultant en financieel planner voor ondernemers bij Montae&Partners
Deze bijdrage is eerder gepubliceerd op Pensioen Vanmorgen. Met Pensioen Vanmorgen onderbouw je jouw pensioenkennis. Je volgt relevante ontwikkelingen en krijgt nieuwe inzichten door zowel korte als beschouwelijke artikelen. Abonneer je op Pensioen Vanmorgen en ontvang alle ins en outs over pensioenen voor een goed onderbouwd pensioenadvies.
Geef een reactie