
Twee erfgenamen kregen na het overlijden van hun vader onenigheid met twee ooms over de waardering van het aandeel van hun vader in de gezamenlijke bakkerij. Een AA voerde werkzaamheden uit voor zowel de bakkerij als de eenmanszaken van de twee erfgenamen. Dat brengt hem flink in de problemen, want de Accountantskamer legt hem een doorhaling van twee weken op. De accountant heeft onder meer niet tijdig onderkend dat de tegengestelde belangen van de erfgenamen en de ooms een (mogelijke) bedreiging van zijn objectiviteit vormden. Deze bedreiging ontstond al op het moment van overlijden van vader.
Bakkerij
De vader participeerde samen met zijn twee broers in een vennootschap onder firma (vof) waarin de bakkerij werd gedreven. De sinds 1999 ingeschreven AA is verbonden aan een accountantskantoor en had de opdracht om de jaarrekening van de vof samen te stellen, de financiële administratie te voeren en de periodieke aangiftes omzetbelasting te verzorgen. Ook verzorgde hij de aangiften IB van de vennoten en verleende hij op verzoek adviesdiensten. Op 6 november 2019 overleed de vader. De AA verzorgde ook de financiële administraties voor de eenmanszaken en de aangifte IB voor de twee erfgenamen.
Voortzetting vof
Tussen de erfgenamen en de ooms ontstond een geschil over de waarde van het aandeel van hun vader in de vof. De AA bleef aanvankelijk de accountant van zowel de erfgenamen als de ooms. Pas in een brief op 27 januari 2021 liet hij aan de erfgenamen weten dat hij in verband met het fundamentele beginsel van objectiviteit geen werkzaamheden meer voor hen of hun overleden vader zou verrichten.
Tuchtklacht
De erfgenamen stapten naar de Accountantskamer en verweten de accountant daar dat hij geen maatregelen had genomen om de bedreiging van zijn objectiviteit weg te nemen, dat hij de stukken waar ze om hadden gevraagd niet (tijdig) had afgegeven, dat hij zonder toestemming van de erfgenamen een onjuiste jaarrekening 2019 van de vof heeft samengesteld, dat hij zonder toestemming van de erfgenamen een onjuiste aangifte IB 2019 van vader heeft ingediend bij de Belastingdienst en dat hij zonder toestemming vertrouwelijke stukken van klanten aan derden heeft verstrekt.
Oordeel Accountantskamer
De tuchtrechter verklaart de klacht gedeeltelijk gegrond. De AA krijgt de maatregel van tijdelijke doorhaling voor de duur van twee weken opgelegd. Hij heeft niet tijdig onderkend dat de tegengestelde belangen van de erfgenamen en de ooms een (mogelijke) bedreiging van zijn objectiviteit vormden, oordeelt de tuchtrechter. Deze bedreiging ontstond al op het moment van overlijden van vader. De accountant had daarnaast niet kunnen volstaan met de toezending van de conceptjaarrekening 2019 aan de erfgenamen. Hij had aan de erfgenamen tekst en uitleg moeten geven over de waarderingsgrondslagen in de conceptjaarrekening 2019, omdat deze jaarrekening ook voor hen als erfgenamen van hun vader van belang is. Ook diende de AA zonder toestemming van de erfgenamen de aangifte IB van vader in bij de Belastingdienst en heeft hij zonder toestemming vertrouwelijke stukken van andere klanten van het accountantskantoor gedeeld met de advocaat van de ooms, constateert de Accountantskamer.
Doorhaling
De maatregel van tijdelijke doorhaling van de inschrijving van de accountant in de registers voor de duur van twee weken is passend en geboden, oordeelt de Accountantskamer. Daarbij is in aanmerking genomen dat de AA heeft gehandeld in strijd met de fundamentele beginselen van objectiviteit, vakbekwaamheid en zorgvuldigheid en vertrouwelijkheid. Daarnaast is meegewogen dat de accountant gedurende een lange periode niet heeft onderkend dat zijn objectiviteit (mogelijk) werd bedreigd en dat hij zorgvuldig met de belangen van de betrokken partijen had moeten omgaan. Pas na één jaar en twee maanden heeft hij aanleiding gezien om een maatregel te treffen.
Ook is daarbij betrokken dat het bestendige jurisprudentie van de Accountantskamer is dat een accountant met klanten met tegengestelde belangen zich bewust moet zijn van een dreigend belangenconflict en dat hij in verband daarmee toereikende maatregelen moet treffen om deze (mogelijke) bedreiging van zijn objectiviteit weg te nemen. Verwacht mag worden dat de accountant op de hoogte is van deze jurisprudentie. Tot slot is meegewogen dat de AA op de zitting, behoudens ten aanzien van de vertrouwelijkheid, weinig inzicht in zijn eigen handelen heeft getoond.
Uitspraak: 22-1811 AA
Geef een reactie