
Omdat de resultaten van een in Nederland gevestigde onderneming, die bestaan uit een raadgevende en een agrarische tak, al jaren vrijwel steeds negatief zijn, kan er wat de advisering betreft geen sprake zijn van een bron van inkomen. De opbrengsten uit verhuur van landbouwgronden gaan niet verder dan normaal vermogensbeheer, oordeelt de rechtbank Zeeland-West-Brabant.
Een ingenieur die sinds 2009 in Oostenrijk woont geeft adviezen op het gebied van nucleaire veiligheid. Ten aanzien van zijn activiteiten laat hij in 2012 een onderneming inschrijven bij de Nederlandse Kamer van Koophandel om bepaalde opdrachten te krijgen.
Nauwelijks positieve resultaten
In de jaren 2006 tot en met 2018 behaald hij slechts zes keer positieve resultaten. In deze resultaten zijn ook de (positieve) opbrengsten van de verhuur van Nederlandse landbouwgrond opgenomen. De waarde van de landbouwgronden rekent hij tot zijn ondernemingsvermogen.
Hij kiest in zijn aangiften voor 2017 en 2018 niet voor binnenlandse belastingplicht en dus moet hij alleen de in Nederland belaste inkomsten aangeven. Hij heeft een door hem ontvangen AOW-uitkering opgegeven als niet belastbaar in Nederland.
De ingenieur is eigenaar van een Nederlandse woning die hij voor box 3 waardeert op de helft van de WOZ-waarde omdat deze deels ondernemingsvermogen zou zijn. Een op de woning rustende schuld trekt hij in 2017 en 2018 voor de helft in box 3 af.
Geen sprake van één ondernemingsactiviteit
Rechtbank Zeeland-West Brabant oordeelt dat de raadgevende en de agrarische activiteiten te verschillend van aard en omvang zijn en dat geen sprake kan zijn van één ondernemingsactiviteit. De inschrijving van de activiteiten van de onderneming in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel maakt dit niet anders.
De rechtbank is van oordeel dat voor wat betreft de raadgevende activiteiten geen sprake is van een bron van inkomen. Volgens vaste jurisprudentie moet – wil sprake zijn van een bron van inkomen in de zin van de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001) – onder meer redelijkerwijs te verwachten zijn dat de bron, eventueel in de toekomst, een positieve opbrengst zal geven (objectieve voordeelsverwachting). Op basis van de feiten en omstandigheden in het onderhavige jaar verwacht de rechtbank dat echter niet.
Dit betekent ook dat de woning en de daarop rustende schuld niet (gedeeltelijk) worden aangemerkt als ondernemingsvermogen, maar als privévermogen en behoren tot de rendementsgrondslag van box 3. Ook de verhuur van de landbouwgrond is geen onderneming omdat er zonder verrichte arbeid sprake is van normaal vermogensbeheer.
Aow-uitkeringen belast
De rechtbank oordeelt dat Nederland op grond van het Verdrag met Oostenrijk mag heffen over de AOW-uitkeringen. Het betreffende artikel is niet strijdig met EU-recht, zoals de ingenieur beweert, omdat het niet uitmaakt dat Nederland in andere verdragen geen heffingsrecht heeft.
Box 3-inkomen
Uit een uitspraak van rechtbank Zeeland-West-Brabant voor 2013 (zie hoger beroep) volgt, anders dan de ingenieur aanneemt, niet dat de landbouwgrond per definitie buiten box 3 valt. Er is wel reden om een lager box 3-inkomen vast te stellen. Het werkelijke rendement is namelijk de huuropbrengst van de grond minus de rente op de woningschuld. De rechtbank komt op een negatief rendement uit, en stelt het box 3-inkomen op nihil vast.
Geef een reactie