
Een inmiddels uitgeschreven AA heeft er ten opzichte van een klant nogal een potje van gemaakt, oordeelt de Accountantskamer. De accountant zou de jaarrekeningen samenstellen, maar hield zich lange tijd onbereikbaar. Ruim twee jaar na afloop van het verlengde boekjaar 2019/2020 heeft hij bovendien nog altijd geen jaarrekeningen samengesteld, constateert de tuchtrechter. Dat leidde bij de klant zelfs tot problemen bij het aantrekken van financiering.
De klagers bij de Accountantskamer vormden samen een onderneming die vouwwagens verkocht. Het bedrijf was klant bij het administratie en advieskantoor waar de AA werkte en de accountant was binnen het kantoor verantwoordelijk voor het samenstellen van de jaarrekeningen van het bedrijf in vouwwagens.
De klant deed bij de accountant verschillende keren navraag naar de stand van zaken, maar ondanks toezeggingen van zijn kant kwamen er maar geen jaarrekeningen op tafel. Ook andere werkzaamheden, zoals het indienen van de aangifte vennootschapsbelasting (Vpb) en de aangifte inkomstenbelasting (IB) werden niet verricht.
Nieuwe accountant
Begin 2022 ging het bedrijf daarom maar op zoek naar een andere accountant. Toen deze gevonden was, adviseerde de nieuwe accountant dat het samenstellen van de jaarrekeningen 2019/2020 beter afgemaakt kon worden door de AA. De nieuwe accountant zou dan met ingang van boekjaar 2021 de samenstellingswerkzaamheden op zich nemen.
De klant bleef er daarna bij de AA op aandringen dat hij de overeengekomen werkzaamheden zou voltooien. Op 1 juli 2022 liet de klant de AA weten dat de vennootschappen op het punt stonden om een gebouw te kopen en dat hij de jaarrekeningen 2019/2020 daarvoor nodig had. In juli 2022 heeft de accountant voor voorgaande jaren een aangifte IB ingediend en eind augustus 2022 heeft hij een aangifte Vpb 2020 ingediend. De jaarrekeningen bleven echter nog altijd uit, waarna het bedrijf uiteindelijk naar de Accountantskamer stapte.
Accountantskamer
De AA belde kort voor de zitting naar de Accountantskamer om te melden dat hij niet wist hoe laat de zitting zou plaatsvinden. Hij zou naar eigen zeggen al twee jaar ziek zijn en kon niet in persoon bij de zitting aanwezig zijn. Wel zou hij gaan verzoeken door middel van een elektronische verbinding aanwezig te kunnen zijn bij de zitting. Het verzoek kwam echter niet en de Accountantskamer besloot de zitting toch door te laten gaan. De uitnodiging was duidelijk en de accountant heeft naar het oordeel van de Accountantskamer niet aannemelijk gemaakt dat hij op 27 maart 2023 zo ziek was dat hij niet in staat was om de zitting bij te wonen.
Inhoudelijk komt de Accountantskamer vervolgens tot een pittig oordeel over de (voormalige) accountant: ‘Uit de door klaagsters overgelegde WhatsAppberichten over de periode van juni tot en met oktober 2022 blijkt dat betrokkene vaak langdurig niet (of in ieder geval niet afdoende) heeft gereageerd op inhoudelijke en herhaalde vragen die [A] hem met betrekking tot de door hem te verrichten werkzaamheden heeft gesteld. Het lag op de weg van betrokkene om feiten of omstandigheden aan te voeren waaruit volgt dat hij wel degelijk voldoende voortvarend heeft gereageerd dan wel waaruit volgt dat hem van het niet reageren geen verwijt kan worden gemaakt. Dat heeft betrokkene niet gedaan. Naar het oordeel van de Accountantskamer is hier sprake geweest van een patroon van niet tijdig en niet (voldoende) inhoudelijk reageren op inhoudelijke vragen die hem door een klant zijn gesteld.’
Patroon van niet tijdig en (voldoende) inhoudelijk reageren
‘De Accountantskamer overweegt verder dat van een accountant mag worden verwacht dat eveneens met voldoende voortvarendheid wordt gereageerd op vragen die aan hem worden gesteld. Uit de door klaagsters overgelegde WhatsAppberichten over de periode van juni tot en met oktober 2022 blijkt dat betrokkene vaak langdurig niet (of in ieder geval niet afdoende) heeft gereageerd op inhoudelijke en herhaalde vragen die [A] hem met betrekking tot de door hem te verrichten werkzaamheden heeft gesteld. Het lag op de weg van betrokkene om feiten of omstandigheden aan te voeren waaruit volgt dat hij wel degelijk voldoende voortvarend heeft gereageerd dan wel waaruit volgt dat hem van het niet reageren geen verwijt kan worden gemaakt. Dat heeft betrokkene niet gedaan. Naar het oordeel van de Accountantskamer is hier sprake geweest van een patroon van niet tijdig en niet (voldoende) inhoudelijk reageren op inhoudelijke vragen die hem door een klant zijn gesteld.
Betrokkene heeft door de overeengekomen werkzaamheden niet tijdig te verrichten en door niet met voldoende voortvarendheid te reageren op inhoudelijke vragen die hem zijn gesteld, gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid. Ook heeft hij, door dit patroon van het niet tijdig verrichten van werkzaamheden en het niet inhoudelijk reageren op aan hem gestelde inhoudelijke vragen, het accountantsberoep in diskrediet gebracht. Daarmee heeft betrokkene tevens gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van professionaliteit.’ Doorhaling
Omdat de klacht gegrond is, kan een tuchtrechtelijke maatregel worden opgelegd. De maatregel van tijdelijke doorhaling van de inschrijving van de accountant in de registers voor de duur van één maand is passend en geboden, oordeelt de Accountantskamer. ‘Daarbij is in aanmerking genomen dat betrokkene door het gedurende geruime tijd niet op voortvarende wijze verrichten van werkzaamheden en niet reageren op aan hem gestelde inhoudelijke vragen, heeft gehandeld in strijd met de fundamentele beginselen van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid en van professionaliteit. Ook is meegewogen dat het verwijtbare nalaten van betrokkene voor klaagsters tot problemen heeft geleid bij het aantrekken van financiering. Verder heeft het verwijtbare nalaten van betrokkene ertoe geleid dat klaagsters enkele jaren na de overdracht (met wijziging van de rechtsvorm) van de onderneming nog altijd in onzekerheid verkeren over hoe de onderneming (en de betrokken partijen binnen de familie) er financieel en in fiscaal opzicht voorstaan. Daar komt bij dat betrokkene schriftelijk, noch mondeling ter zitting uitleg heeft willen geven over zijn handelen en zich daardoor niet toetsbaar heeft opgesteld.’
Uitspraak: 22-1901 vh AA
Geef een reactie