Met een demissionair kabinet en verkiezingen in aantocht zijn tijdens Prinsjesdag de plannen gepresenteerd. De oppositiepartijen slijpen hun messen om zich tijdens de beschouwingen zo optimaal mogelijk te presenteren aan hun kiezers.
Je kunt verwachten dat partijen vragen om meer lastenverlagingen om de armoede verder te bestrijden. De rekening moet ergens neergelegd worden. In de huidige plannen valt op dat de politiek keuzes maakt die vaak verhuld zijn door te schuiven met opbrengsten en uitgaven voor een ‘evenwichtige begroting’. De mkb-ondernemer is opnieuw het kind van de rekening volgens Henk Treure, fiscalist en lid van de Raad van Bestuur bij Moore DRV. Hij gaat in deze blog in op de keuzes van het kabinet en de gevolgen daarvan voor het mkb.
Schuiven tussen multinationals en het mkb?
Een zeer opvallende keuze is om de lagere opbrengst van een wereldwijd minimumtarief van 15% voor de winstbelasting te compenseren met een lagere mkb-vrijstelling in Nederland. Door de invoering van een wereldwijd minimumtarief willen overheden een eerlijker speelveld creëren. Deze regeling is vanaf 2024 van toepassing op multinationals die een wereldwijde jaaromzet van € 750 miljoen of meer genereren en effectief minder dan 15% belasting betalen over hun winst. Deze regeling is dus niet van toepassing op mkb-ondernemers.
Na uitgebreide studie blijkt: de structurele opbrengst in de Nederlandse begroting is 466 miljoen en niet de van te voren ingeschatte 1 miljard. Kortom, een groot begrotingsgat! Vanzelfsprekend moet dat gedekt worden. Maar moet het mkb daar 180 miljoen per jaar voor ophoesten?
Het kabinet dekt namelijk een deel van het begrotingsgat met een hogere belasting voor mkb-ondernemers in de inkomstenbelasting door de mkb-vrijstelling van 14% naar 12,7% te verlagen. Deze vrijstelling zorgt ervoor dat standaard 12,7% van het resultaat van ondernemers niet in de belastingheffing wordt opgenomen. Door de keuze om de vrijstelling te verlagen, betalen alle ondernemers meer belasting over hun winst. Structureel leidt dat tot een bijdrage van 180 miljoen van het mkb aan de staatkas.
Deze keuze wordt toegelicht door aan te geven dat met de verlaging van het percentage het verschil in fiscale behandeling van werknemers en ondernemers in de inkomstenbelasting wordt verkleind. Het klopt dat dit verschil in behandeling een heet hangijzer is. Maar vergelijken we hier geen appels met peren? De politiek maakt hiermee opnieuw een duidelijke keuze om bovenop alle eerdere lastenverzwaringen en administratieve verplichtingen de zelfstandig ondernemers de rekening te laten betalen! Al direct na de publicatie van de plannen wordt hiertegen gelukkig door belangenorganisaties geageerd.
Gegoochel met indexatie
Sommige trucs binnen de huidige plannen blijven echter verhuld en worden (nog) niet opgepikt. Zo wordt in de tariefschijven van de inkomstenbelasting een belastingverhoging doorgevoerd door gegoochel met indexatie. Normaal worden de tariefschijven namelijk geïndexeerd aan de hand van de inflatiecijfers.
De framing door de Rijksoverheid is daarbij mooi: “De jaarlijkse indexatie van heffingskortingen en schijfgrenzen is voor 2024 veel hoger dan in eerdere jaren.” Dat klopt ook, want de inflatie was hoger. Dit is verhullende taal voor het feit dat ondanks de hoge inflatie de schijfgrens niet volledig wordt geïndexeerd. Ook ondernemend Nederland valt daardoor sneller in het toptarief van de inkomstenbelasting.
Door de combinatie van een lagere mkb-vrijstelling en een lagere indexatie van de schijfgrenzen worden ondernemers dus nog eerder met het toptarief geconfronteerd.
Onze conclusie is glashelder: het mkb wordt sluiks en ook nog eens dubbel geraakt.
Henk Treure, fiscalist en lid van de Raad van Bestuur bij Moore DRV.
Geef een reactie