
Een raming van de bouwkosten voor de bouw van een distributiecentrum door een ondernemer valt beduidend lager uit dan de berekening die de gemeente voor ogen heeft. Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat de ondernemer er niet in is geslaagd aan te tonen dat die bouwkosten een stuk lager liggen dan de gemeente heeft berekend.
Een ondernemer heeft in december 2019 een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend voor de bouw van een distributiecentrum voor de supermarkt. In de vergunningaanvraag is een bruto vloeroppervlak van 35.905 m² vermeld en zijn de bouwkosten geschat op € 14.374.240.
Nadat de omgevingsvergunning in april 2020 is verleend, ontvangt de ondernemer in mei van dat jaar een brief van de belastingdienst over de bouwkosten. Voor het berekenen van de legeskosten aan de hand van de bouwkosten vraagt de inspecteur om, of een raming van de bouwkosten, of een begroting van de aannemingssom of een opdracht of gunningbrief aan te leveren.
Legeskosten
De ondernemer stuurt de inspecteur een raming van de bouwkosten die hij becijferd heeft op € 20.566.303. Een maand later wordt aan de ondernemer een bedrag van € 887.345 aan legeskosten in rekening gebracht, berekend op basis van bouwkosten die aanmerkelijk hoger liggen, namelijk ruim € 27.000.000. De aanslag is gebaseerd op genormeerde bouwkosten per vierkante meter.
In de Beleidsregel voor het vaststellen van de leges omgevingsvergunning activiteit bouwen is onder meer opgenomen dat de hoogte van de leges voor een bouwvergunning worden vastgesteld aan de hand van de bouwkosten. En dat de bouwkosten gebaseerd moeten zijn op de werkzaamheden waarop vergunning wordt aangevraagd.
De bouwkosten zoals opgegeven door de aanvrager worden getoetst aan de normberekening. De kengetallen worden jaarlijks vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders.
Als de bouwkosten zoals opgegeven door de aanvrager meer dan 5% afwijken van de normberekening kan om een nadere onderbouwing worden gevraagd.
De ondernemer vindt dat de legeskosten niet tot het juiste bedrag zijn vastgesteld onder meer omdat een berekening van de bouwkosten op basis van de kengetallen zijn grondslag dient te vinden in de Legesverordening 2019 en dat is volgens hem niet het geval. Volgens hem kan de Beleidsregel geen zelfstandige grondslag bevatten.
Kengetallen
Ook zijn de door de inspecteur gehanteerde kengetallen volgens de ondernemer niet marktconform, waarbij hij verwijst naar de onderbouwing van de prijzen van dakbedekking.
De rechtbank stelt dat artikel 10 van de Legesverordening 2019 een (ruime) delegatiebepaling is en dat het college van burgemeester en wethouders op grond daarvan de Beleidsregel en in het verlengde daarvan de kengetallen heeft vastgesteld.
De rechtbank is van oordeel dat daarmee de wijze van heffing van leges en de berekening van de daaraan ten grondslag liggende bouwkosten in deze nadere regelgeving is vastgelegd en dat dat ook mocht volgens de democratisch vastgestelde Legesverordening 2019.
Ten aanzien van de deelpost dakbedekking die onderbouwd is door de ondernemer merkt die op dat de door de inspecteur gemaakte raming niet strookt met de werkelijk betaalde prijzen.
De rechtbank vindt echter dat de ondernemer niet aan de hand van de prijzen van uitsluitend dakbedekking de door haar berekende bouwkosten van het gehele distributiecentrum aannemelijk kan maken.
Bewijslast
De bewijslast om aan te tonen dat de bouwkosten lager ligt geheel bij de ondernemer, zo vervolgt de rechtbank. Het niet kunnen overleggen van de begroting, de facturen, de aannemingsovereenkomsten en de realisatie en de verantwoordingsstukken komt dan ook voor rekening van de ondernemer.
De ondernemer gaf nog aan dat hij in leveren van bewijs is beperkt omdat hij bang is dat derden, zoals de commerciële adviseur(s) van de gemeente, kennisnemen van de inhoud daarvan.
De rechtbank is van oordeel dat de fiscale geheimhoudingsplicht van toepassing is op de heffing van de gemeentelijke belastingen. Deze geheimhoudingsplicht geldt evenzeer voor ingeschakelde derden, ook wanneer dit commerciële bedrijven zijn.
Het beroep van de ondernemer wordt ongegrond verklaard.
Geef een reactie