Een inspecteur van de Belastingdienst heeft een ambtelijk verzuim begaan door geen nader onderzoek te doen naar de aftrekbaarheid van een premie voor inkomensvoorziening, oordeelt de rechtbank Zeeland-West-Brabant.
Een belastingplichtige man sluit op 20 juli 2011 een arbeidsongeschiktheidsverzekering af. Bij het afsluiten van deze verzekering heeft hij de intentie om de eventuele toekomstige uitkeringen zonder belastingheffing te ontvangen. Op basis hiervan zijn door de verzekeraar de voorwaarden van de verzekering opgesteld.
Op het polisblad van de verzekeraar staat vermeld dat de premies niet aftrekbaar zijn in box 1. Toch brengt de man de betaalde premies voor de arbeidsongeschiktheidsverzekering als uitgaven voor inkomensvoorzieningen in aftrek voor de jaren 2016 tot en met 2019.
Het geautomatiseerde systeem van de Belastingdienst voor de controle van de aangiften IB/PVV heeft met betrekking tot de ingediende aangiften over de jaren 2016 t/m 2019 gesignaleerd dat voor de in aftrek gebrachte uitgaven voor inkomensvoorzieningen geen door de verzekeraar gerenseigneerde gegevens aanwezig waren.
De aanslagen IB/PVV over de jaren 2016, 2017 en 2018 zijn zonder nader onderzoek overeenkomstig de ingediende aangiften door de inspecteur opgelegd.
De inspecteur stelt naar aanleiding van de uitworp van de ingediende aangifte IB/PVV 2019 een onderzoek in. Vervolgens weigert hij bij de vaststelling van de aanslag IB/PVV 2019 de aftrek van de uitgaven voor inkomensvoorzieningen.
Ook legt hij navorderingsaanslagen IB/PVV op voor de jaren 2016 tot en met 2018 waarin hij de in aftrek gebrachte uitgaven voor inkomensvoorzieningen corrigeert.
Samenhang tussen aftrekbaarheid premie en uitkering
In reactie op het beroep van de man oordeelt rechtbank Zeeland-West-Brabant dat de aftrek van de AOV-premie over 2019 terecht is geweigerd. Volgens de rechtbank bestaat er een directe samenhang tussen de aftrekbaarheid van de premies voor een arbeidsongeschiktheidsverzekering en de belastbaarheid van de eventuele toekomstige uitkeringen.
De man heeft een arbeidsongeschiktheidsverzekering afgesloten waarbij de voorwaarden zodanig zijn opgesteld dat niet uitsluitend recht bestaat op toekomstige periodieke uitkeringen. Daarom zijn de betaalde premies niet aftrekbaar.
De opgelegde navorderingsaanslagen vernietigt de rechtbank. Daarbij verwijst de rechtbank naar artikel 16, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. Het feit dat de inspecteur bekend was of redelijkerwijs bekend had kunnen zijn bij het opleggen van een aanslag IB/PVV kan geen grond voor navordering opleveren.
Jaarlijks verplichte renseignering
Ter motivering verwijst de rechtbank ook naar artikel 3.124, eerste lid, onderdeel c, van de Wet IB. Daarin staat vermeld dat een verzekeraar als administratieplichtige de verplichting heeft de in het kalenderjaar betaalde premies jaarlijks te renseigneren.
Het geautomatiseerde systeem van de Belastingdienst heeft over de jaren 2016 tot en 2018 wel geconstateerd dat de afgetrokken premies voor een arbeidsongeschiktheidsverzekering niet in overeenstemming waren met de door de verzekeraar gerenseigneerde gegevens.
Maar als gevolg van werkafspraken binnen de Belastingdienst is op grond van deze signalering echter geen nader onderzoek ingesteld. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur tot nader onderzoek is verplicht als hij na kennisneming van de aangifte met normale zorgvuldigheid in redelijkheid behoort te twijfelen aan de juistheid daarvan.
Ambtelijk verzuim
De inspecteur had bij raadpleging van de in het dossier van de man aanwezige gegevens over de jaren 2016, 2017 en 2018 redelijkerwijs bekend kunnen zijn met het feit dat voor de afgetrokken premies voor een arbeidsongeschiktheidsverzekering geen renseignement van de verzekeraar voorhanden was.
De rechtbank oordeelt dat dit voor de inspecteur reden had moeten zijn om aan de juistheid van de in de aangiften opgenomen aftrekpost in redelijkheid te twijfelen, waardoor een nader onderzoek ingesteld had moeten worden..
Daarmee heeft de inspecteur zijn onderzoeksplicht geschonden en daarmee een ambtelijk verzuim begaan. Daarom moeten de navorderingsaanslagen vernietigt worden. De door de inspecteur gecorrigeerde aanslag IB/PVV over 2019 blijft wel in stand.
Geef een reactie