In de gegeven omstandigheden, waarbij sprake was van een ernstig verstoorde verhouding tussen de aandeelhouders, een directe familieband van betrokkene met drie van de vier aandeelhouders en een belangentegenstelling en belangenverstrengeling wegens de verkoop en aankoop van het aandelenpakket, was er geen andere, minder vergaande maatregel denkbaar waarmee de bedreiging van de objectiviteit van de AA nog kon worden weggenomen. Daarmee heeft de accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld en het fundamentele beginsel van objectiviteit geschonden.
Ze ging ook op andere manieren in de fout. Zo hechtte ze te zeer aan de wensen en belangen van haar cliënten in plaats van de naleving van de wet- en regelgeving. Daarom wordt een tijdelijke doorhaling van de inschrijving van de accountant in de registers voor de duur van een maand opgelegd.
Uitspraak: 22/1635 Wtra AK
Betrokkene, een openbaar accountant sinds 1995, is nauw verbonden met een BV en aanverwante vennootschappen door zowel zakelijke als familiale relaties. Ze verzorgde diverse financiële en fiscale taken voor deze bedrijven, waaronder het samenstellen van jaarrekeningen en adviseren van aandeelhouders. De toetreding van haar zoon via zijn holding in 2016 ging gepaard met afspraken over waarderingen en dividenduitkeringen.
Vertrouwensbreuk aandeelhouders
In december 2021 ontstond een vertrouwensbreuk tussen een medeaandeelhouder en de overige aandeelhouders, wat leidde tot onderhandelingen over de overdracht van zijn aandelen. De betrokken accountant speelde hierin een belangrijke rol door financiële overzichten en een conceptkoopovereenkomst op te stellen. De verkoopprijs werd vastgesteld op € 1.750.000, te betalen in jaarlijkse termijnen. De geplande aandelenoverdracht in januari 2022 liep echter vast na onduidelijkheden over een verplichte pandakte. Dit leidde tot verdere spanningen en het neerleggen van de bemiddelingswerkzaamheden door zowel de betrokken mediator als betrokkene zelf. Uiteindelijk werden de aandelen op 18 mei 2022 geleverd na een rechterlijke uitspraak.
Tuchtklacht
Bij de Accountantskamer stelt de klager dat de AA jarenlang een onjuiste winstverdeling tussen de aandeelhouders heeft toegepast. Ook zou ze in oktober 2020 onjuist hebben geadviseerd over een pachtovereenkomst en niet als onpartijdig adviseur hebben opgetreden bij de verkoop van de aandelen.
Objectiviteit en familiebanden
Over familiebanden van een accountant en een gebrek aan objectiviteit overweegt de Accountantskamer overweegt als volgt. “De gestelde schending van het fundamentele beginsel van objectiviteit loopt als een rode draad door alle klachtonderdelen. Klagers hebben erop gewezen dat het optreden als accountant voor een vennootschap een inherent risico in zich heeft dat de objectiviteit wordt bedreigd, omdat de accountant te maken heeft met vennoten of aandeelhouders die tegengestelde belangen kunnen hebben (ECLI:NL:TACAKN:2022:40). Dat is hier nog sterker het geval vanwege de familiebanden tussen betrokkene en drie aandeelhouders.
Objectiviteit betekent dat de accountant zich, wanneer hij zijn beroep uitoefent, bij zijn afwegingen niet ongepast laat beïnvloeden (artikel 11 VGBA). Hierbij houdt hij rekening met dat wat een objectieve, redelijke en geïnformeerde derde aanvaardbaar en toereikend vindt (artikel 20 aanhef en onder a VGBA). Uit de toelichting bij de VGBA blijkt dat het hierbij gaat om het vermijden van iedere situatie die professionele oordeelsvorming van de accountant op een ongepaste wijze beïnvloedt. Ongepaste beïnvloeding kan bijvoorbeeld ontstaan door een vooroordeel, belangenverstrengeling, belangentegenstelling of op andere wijze. Anders dan klagers lijken te veronderstellen is het niet zo dat een accountant nooit een professionele dienst mag verlenen aan vennoten of aandeelhouders met tegengestelde belangen. Ook familiebanden hoeven een accountant niet te weerhouden omdat hij desondanks objectief kan zijn, aldan niet door een maatregel te treffen. Wel is het aanbevolen dat de accountant alert blijft op een wijziging in de omstandigheden als gevolg waarvan zijn objectiviteit kan worden bedreigd. Als een bedreiging van de objectiviteit zich voordoet, neemt de accountant een maatregel. Pas als een maatregel de bedreiging niet wegneemt, weigert of beëindigt de accountant de opdracht (artikelen 20 en 21 VGBA). Er moet met andere woorden meer aan de hand zijn dan de enkele vaststelling dat sprake is van familiebanden.”
Onjuiste winstverdeling
De Accountantskamer overweegt dat het eerste klachtonderdeel (over een onjuiste winstverdeling) ongegrond is. De Accountantskamer laat in het midden wat juist is van de berekeningen van klagers, waaruit zou volgen dat haar zoon is bevoordeeld met deze dividenduitkeringen. Waar de Accountantskamer zich over moet buigen is de vraag of betrokkene bij de uitvoering van haar opdracht voor de vier aandeelhouders zich heeft gehouden aan de fundamentele beginselen volgens de VGBA. Dat is met betrekking tot dit klachtonderdeel het geval, oordeelt de Accountantskamer. De bestuursbesluiten in verband met de dividenduitkeringen zijn mede door de klagers ondertekend, waaruit de instemming van alle aandeelhouders met de (uitvoering van de) afspraken kan blijken. Er was dan ook geen bedreiging van de objectiviteit, die meebracht dat betrokkene een uitkeringstoets en balanstest niet kon uitvoeren. Evenmin is komen vast te staan dat de accountant de uitkeringstoets en balanstest niet vakbekwaam en zorgvuldig heeft verricht.
Zorgplicht geschonden
Ook enkele andere klachtonderdelen worden ongegrond verklaard. Dat ligt anders bij een verwijt over het handelen van de accountant bij het opstellen van een overeenkomst voor het gebruik van grond. De AA handelde onjuist door niet te erkennen dat de overeenkomst feitelijk een pachtovereenkomst betrof, waarvoor goedkeuring van de Grondkamer vereist was. Hoewel de accountant verklaarde dat zij de afspraken tussen de partijen slechts vastlegde zoals haar opdrachtgevers die hadden aangeduid, oordeelde de Accountantskamer dat zij een zorgplicht had om de juridische implicaties van de overeenkomst te begrijpen. Indien zij niet over voldoende kennis beschikte, had zij advies moeten inwinnen, bijvoorbeeld bij een jurist. Door dit na te laten, schond zij het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid. De klacht tegen haar werd op dit punt gegrond verklaard.
Onjuist btw-aangiften
Die tuchtrechtelijke verwijtbaarheid ziet de Accountantskamer ook bij een verwijt over onjuiste aangiften btw: “Ter zitting heeft betrokkene toegelicht dat een medewerker van het accountantskantoor deze fout heeft ontdekt. Van betrokkene mag ten minste worden verwacht dat zij erop aandringt een dergelijke fout te herstellen, mede omdat betrokkene als accountant handelt in het algemeen belang. Betrokkene heeft de situatie uitgelegd aan haar klanten, die het echter ‘niet nodig’ vonden om de fout te herstellen. Betrokkene heeft daarin berust, hoewel het niet aan hen was om te beslissen, maar aan de Belastingdienst. Het indienen van onjuiste aangiften btw in de periode 2017-2019 is in strijd met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid, maar niet aannemelijk is dat betrokkene hierbij bewust of opzettelijk onjuist heeft gehandeld […], zodat ten aanzien van het verzorgen van de onjuiste aangiften btw geen sprake is van schending van het fundamentele beginsel van integriteit. Toen zij evenwel bekend werd met het feit dat de aangiften onjuist waren, had betrokkene moeten aandringen op herstel van de fout en niet mogen berusten in de beslissing van haar klanten het zo maar te laten. Zij werd immers bekend met en betrokken bij het niet-integer handelen van anderen, heeft daarin ten onrechte bewust berust en geen maatregel getroffen gericht op het beëindigen van dit handelen (artikel 7, eerste lid, VGBA).”
Niet als onpartijdig adviseur opgetreden
Het derde verwijt was dat de AA niet als onpartijdig adviseur heeft opgetreden bij de aandelenverkoop. Ook daar is de accountant in de fout gegaan, zo luidt het oordeel: “De Accountantskamer is van oordeel dat het snel geëscaleerde aandeelhoudersconflict onmiskenbaar een bedreiging van de objectiviteit was voor betrokkene, mede gelet op haar familieband met drie aandeelhouders (echtgenoot, zoon en zwager). Betrokkene heeft eind januari 2022 alsnog geconcludeerd dat er geen andere maatregel (meer) mogelijk was dan de beëindiging van iedere cliëntopdracht, maar betrokkene had zich naar het oordeel van de Accountantskamer van meet af aan in geen enkel opzicht met het verkooptraject moeten inlaten. In de gegeven omstandigheden, waarbij sprake was van een ernstig verstoorde verhouding tussen de aandeelhouders, een directe familieband van betrokkene met drie van de vier aandeelhouders en een belangentegenstelling en belangenverstrengeling wegens de verkoop en aankoop van het aandelenpakket, was er geen andere, minder vergaande maatregel denkbaar waarmee de bedreiging van de objectiviteit van betrokkene nog kon worden weggenomen. Daarmee heeft betrokkene tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld en het fundamentele beginsel van objectiviteit geschonden.”
Daar blijft het niet bij, want de Accountantskamer ziet ook meerdere fouten bij een waarderingsoverzicht dat de AA opstelde. Bovendien had ze zich “vanwege de belangentegenstelling en belangenverstrengeling (ook) niet met het concipiëren van de koopovereenkomst moeten inlaten.”
Doorhaling
Al met al flink wat gegronde klachtonderdelen. Bij de oplegging van de doorhaling van een maand rekent de Accountantskamer het de AA in de eerste plaats aan dat zij in strijd heeft gehandeld met het fundamentele beginsel van integriteit. “Betrokkene heeft te zeer gehecht aan de wensen en belangen van haar cliënt(en) in plaats van de naleving van de wet- en regelgeving. De Accountantskamer verwijst hiervoor naar wat zij heeft overwogen aangaande het uitgebleven herstel van de aangiften omzetbelasting. […] Daarbij komt dat betrokkene in strijd heeft gehandeld met het fundamentele beginsel van objectiviteit, terwijl de belangentegenstelling en belangenverstrengeling zeer in het oog sprongen. Zij had zich in het geheel niet met het verkooptrajct moeten inlaten en heeft gehandeld geheel in strijd met haar eigen uitgangspunt dat zij zich niet met de overdracht van aandelen zou bemoeien. […] Tot slot heeft betrokkene ook in strijd met de vakbekwaamheid en zorgvuldigheid gehandeld door onjuist te adviseren bij de totstandkoming van de huurovereenkomst en door een niet volledig en niet transparant waarderingsoverzicht te verstrekken. […] Kortom, betrokkene heeft in meerdere opzichten in strijd gehandeld met meerdere fundamentele beginselen. De Accountantskamer is van oordeel dat betrokkene daarmee ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. Betrokkene heeft de Accountantskamer niet ervan kunnen overtuigen dat zij voldoende heeft gereflecteerd op haar rol en positie als accountant en inziet dat zij anders had behoren te handelen.”
Geef een reactie